Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Wees welgekomen | Willekeurig | Top woorden | Recent
Dit zijn de top Vlaamse termen volgens het aantal positieve stemmen.
hork, nurkse mens
uitgesproken als eeurrek, in prov. Antw. neurrek
Daar kan geen lachje vanaf, da’s nen echte eurk, alle dagen loopt dat te eurken.
> andere betekenis van eurk
op een slinkse manier iets proberen gedaan te krijgen van iemand, of iets proberen goed te maken
ook in de prov. Antw.
Ik vind het zéér verdacht als mijn man ineens met een bloemetje thuiskomt, die komt op z’n kousenvoeten af om iets van mij gedaan te krijgen.
Na een kletterende ruzie kwam ze op haar kousenvoeten af om het bij te leggen.
spraakwater, (ook) sterke drank, “huppelwater”
In de lagere school toen de leerlingen tijdens de lesuren zaten te babbelen zegde de onderwijzer: “Zij letten niet op, ze hebben vandaag weeral babbelwater gedronken.”
We hadden allemaal nog veel babbelwater en energie over toen we terug thuis waren.
Ter gelegenheid van de Aalsterse Topdag 1996 kwam een nieuwe moutjenever op de markt met de veelzeggende naam: “OILSJTERS BABBELWATER”.
Het land heeft in zijn algemeen een tekort aan goede rioleringen, maar op politiek gebied een teveel aan babbelwater dat alleen door de goten van het eigen ego wordt verwerkt. (dit laatste citaat verwijst naar Suriname)
Net als in het Nederlands betekent dit woord ook het lid zijn van een staat.
Echter, waar alle (Nederlandse) “officiële” taalinstanties het over eens lijken te zijn, is dat er een fout staat in elk van onze (Vlaamse) identiteitskaarten. Volgens deze “instanties” moet een Nederlander op de vraag “Wat is uw nationaliteit” antwoorden “Nederlandse,” als bijvoeglijk naamwoord. Deze logica volgend, zou een Belg dus moeten antwoorden “Belgische,” maar we zeggen steevast “Belg,” niet “Belgische.” Ook op onze identiteitskaart staat er “Belg.”
mogelijke reden: in het Frans zijn het zelfstandig naamwoord “Belg” en het bijv. naamwoord “Belgisch” identiek: “belge”. De administratie is lang eentalig Frans geweest in België en er werden heel wat Franse zinswendingen overgenomen.
zie ook verzamellemma nationaliteiten
Ondervrager: Dewelke is uw nationaliteit?
Staf: Ik heb de Belgische nationaliteit
Kees: Ik heb de Nederlandse nationaliteit
Ondervrager: Wat is uw nationaliteit?
Staf: Belg
Kees: Nederlandse
Ondervrager: Wat is de kleur van deze tafel?
Staf: Blauw
Kees: Blauw
een deeltje of partje van een appelsien, billeke
verklw. beentje(s)
Een clementine en twee beentjes.
Een clementijn, mandarijn, appelsien, pompelmoes, alle citrusvruchten kunnen verdeeld worden in beentjes. Op die manier kunt ge limoenen en citroenen ook langer vers bewaren.
hard wrijven
< Fr. frotter: wrijven)
Frot ne keer op mijn rug.
De gootsteen is enorm vuil. We zullen goed moeten frotten.
1) afstandsbediening voor tv, dvd, apparaatje om betalingen via het internet te verrichten
voornamelijk gebruikt ten oosten van de Schelde
2) verpakking uit licht hout, meestal gebruikt voor fruit
1) Allez! Waar is het kaske van den tellevies weer naartoe?
“Eeeuuuhhh, dat gebeurd toch al lang, althans met de creditcard die ik gebruik althans, ik kan geen online betaling zonder m’n kaske bij de hand te hebben en ik vind dat maar goed ook.” (reactie in Knack op 01/11/16)
2) Ik heb een kaske jonagold gekocht op de markt.
(koude) noorderwind
Woordenboek der Nederlandsche Taal (wnt), bij bijze:
— BIJS, en gewestelijk BIEZE, BIES —, znw. vr. Middelnederlands bise.
Frans bise
In Bilzen zei men vroeger: “Thaajs ’t ès baajs!” (Thijs, ‘t is bijs), "’t ès Kêmpische wènd" of “Sjoeg, ’t ès kaad!” of ook: “Sjoeg sjoeg, Peiterke ploeg, lêpke lèèr, kaad wèèr!” (als het bijtend koud was, zei men: “‘t vries de steen aut d’iëd” (het vriest de stenen uit de grond).
Met “’t ès ne pit kadder woëne” (het is een jas kouder geworden) bedoelde men dat men zonder overjas niet meer de deur uit kon.
> andere betekenis van bijs
1. stucwerk doen, stuken, plaasteren, beplaasteren
2. kleven, plakken
3. bevlekken
4. in bepaalde stukken verdelen
5. kleverig zijn
Woordenboek der Nederlandsche Taal:
1. Met pleister of leem besmeren.
2. Met een kleefstof aan of op iets bevestigen, vastkleven, plakken.
3. Plekken of vlekken maken of krijgen, besmeuren. Daarnaast ook Plakken.
4. Van grond. In plekken verdeelen, in bepaalde stukken deelen. Verouderd. (in de Kempen nog in gebruik)
5. Kleven, kleverig zijn. Gewestelijk, b.v. in het Haspengouw, Kempen
1. De man van mijn vriendin heeft de gang met plaaster geplekt.
“Met calck plecken”, Plantijn (1573).
2. Moeders kunnen hun kinderen soms achter het behang plekken.
Er hangt zoveel gelei aan de pot dat het aan mijn vingers blijft plekken.
“Tegen den wandt plecken”, Plantijn (1573)
3. Ge hebt mijn T-shirt helemaal onder geplekt met verfspatten.
“Muren plekken als zij vochtig worden”, De Bo (1873)
4. Het kerkhof is in verschillende plekken verdeeld. Elke overledene heeft zijn eigen plek.
5. Pas op! De sjambrangs zijn pas geschilderd, De verf plekt nog.
tuin
Middelnederlands Woordenboek, hof: Omheining, omheinde ruimte, plaats; synoniem van middelnederlands tuun
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Hof: Omsloten stuk grond, met bloemen, boomen en andere gewassen beplant.
- in geheel Vlaamsch België het gewone woord voor tuin
- in Holland, een dichterlijk of een deftig woord (vgl. gaarde)
Klik op de afbeelding
Hof van het Rubenshuis in Antwerpen
vgl. hoving
Mijnen hof ziet er al heel wat beter uit, nadat ik het gras heb afgereden.
> andere betekenis van hof
weg, verdwenen, foetsie, ook ‘ribbedie’
ribbedebie zijn:
- mensen: zich snel uit de voeten maken of gewoon aankondigen dat men weg gaat
- voorwerpen: ze zijn dan spoorloos verdwenen of men vindt ze niet in eerste instantie
< mogelijk uit Bargoens ‘rip’ + “de bie = (de) weg”): zie bie, de ~ jallen. Rip betekende vroeger weg, vertrokken, verdwenen, gevlucht, gestolen.
< volgens J.L. Pauwels zou het een verbastering zijn van het Frans ‘à bride abattue’: met losse teugel
zie ook piepedada, pist, de ~ in zijn, rietepetie
Als je begint over betalen, is hij ribbedebie.
Ben ribbedebie, salodder en tot morgen allemaal.
Mijn sleutels zijn ribbedebie. Waar heb ik die weer gelegd?
Volgende week zijn wij ribbedebie, op vakantie!
1) (iets) snel uitvoeren
2) vlotjes afwerken
3) overhaast en slordig
Van Dale: BE onhandig en slordig ten einde brengen
3) Het is er aan te merken dat hij zijn huiswerk heeft afgehaspeld. Het staat vol slordigheden.
2) Op weg naar de Sierra Nevada moesten de renners amper 129 kilometer afhaspelen, maar de vijftiende etappe beloofde wel loodzwaar te worden. (hln.be)
1) De sneltoets van het gemeentelijk mobiliteitsplan vind ik een zeer interessante oefening. Je kan ze echter niet zomaar snel-snel afhaspelen. (mobielvlaanderen.be)
riem om de broek op te houden, gordel
broeksriem met tussen-s
Van Dale
(de m.)
1 riem die dient om een broek op te houden
zie ook verzamellemma kledij
Mijn bretellen zijn kapot, ik zal maar weer mijn broeksriem gebruiken.
gele narcis, paaslelie
Van Dale 2005: paasbloem
volksnaam voor verschillende planten die rond Pasen bloeien, bv. het madeliefje, de gele narcis en de sleutelbloemen
niet te verwarren met de pisbloem
De voortuin staat in maart vol met paasbloemen.
“Mooie Anne Geddes narcis (Paasbloem) …” (2dehands.be)
De narcis bloeit meestal rond de paasperiode en daarom wordt ze de paasbloem genoemd.
in Nederland: speculaas (doch anders van smaak)
vnw: speculaas
Woordenboek der Nederlandsche Taal: In het Belgisch-Nederlands is de nevenvorm (van speculaas) speculoos wijdverbreid. Deze gaat terug op een Brabantse uitspraak van speculaas en heeft zich ook uitgebreid tot het Belgisch-Frans als spéculoos of spéculaus. (M. Philippa e.a.)
vergelijk speculatie
“Speculaas en onze speculoos zijn twee verschillende koekjes. Wij maken bij Lotus Bakeries helemaal geen speculaas. Speculaas is iets typisch Nederlands en is gemaakt op basis van het specifieke speculaaskruid. De smaak van onze koekjes krijgen we net door een speciaal bakproces waarbij de suiker in het koekje karameliseert en dit heet dus Speculoos.” (lotusbakeries.be)
rok, rokkostuum, jas met zwaluwstaart, pitteleer
niet te verwarren met billenkletser
zie synoniemen bij pitteleir
De dirigent liet de panden van zijne billekletser zwaaien, toen hij voor het publiek applaus boog.
Om in de suite te lopen moesten we een billekletser aandoen.
naast
zie varianten bij neffen
Ben Crabbé zat er helemaal nèffest, toen hij dacht dat Gertude van Duitste komaf was. Was er ooit een Gertude in Blokken?
(Booms) “Die van ie nyvest (buurman dus) vangt/is zot – alma wit poejer (poeder) ron’gestrojt ‘oem d’olanders weg t’ave!’ – ‘ma d’r weunt tog zo ene langs den and’re kant nyven’a (naast u)??’ – ‘Slegt poejer eh jonge, sleg’poejer!’” (geadapteerd van Urbanus zijn Pajottenland-sketch)
op de lappen gaan, van ’t een café naar het ander
Nederland: aan de boemel zijn of gaan (bron: anw)
zie ook: boemel
Als we nog eens op den boemel gaan, moeten we Charrel meenemen. Die brengt leven in de brouwerij.
een (hoge) dunk van zichzelf (gezegd van iemand die het hoog in de bol heeft), eigendunk
zie ook hoog, het ~ in hebben
vgl. gedacht, er een goed ~ van hebben
Ik krijg er iets van: mensen die uit medelijden contact zoeken, mensen met een veel te goed gedacht van zichzelf.
1. hokje, cel (autobuskotje: bushok; telefoonkot: telefooncel)
2. huis
3. achtergebouw
zie ook verzamellemma koterij
1. We kunnen schuilen bij regen in het autobuskotje.
2. Ik baal ervan als ik hoor dat het tijd is huiswaarts te keren, men spreekt van: we gaan naar ons kot!
Zelfs in tijden van corona kan je aan cultuur doen, vanuit je eigen kot (demorgen.be)
3. De buren beginnen met de afbraak van hun koterijen (achtergebouwtjes).
> andere betekenissen van kot
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.