Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wijzigingen door de Bon

    mishanden
    (ww., mishande, mishand)

    Hinderen, ergeren, tot last zijn.
    < niet handen, niet gemakkelijk zijn en vandaar: hinderen
    zie ook mishand, besant da nie, het messant niet

    Dit werkwoord is, door toedoen van mutatie van de bilabiale approximatief, in Oost-Vlaanderen tot besannen verworden. In West-Vlaanderen zegt men daarentegen (historisch oorspronkelijker) ‘mesannen’.

    ook in de Kempen

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Mishanden, (meshanden), belemmeren, lastig zijn, onthanden, ontrieven, hinderen. In N.-N. bijna niet in gebruik, t.w. alleen in Zeeland.
    - Wat mishandt u, dat andere licht ontfaen Vander sonnen? Gentsche Sp. 58 (1539)

    > antoniem: handen: geschikt zijn, iets dat gemakkelijk of aangenaam is, aanstaan, bevallen, lijken, zoowel als: gelegen komen, passen, vlijen, schikken (Kiliaan 1588)
    - Deze verandering zal mij handen: zal mij aangenaam zijn, Schuermans (1865-1870)

    Zoudt ge mij nen keer kunnen helpen, als het niet mishandt?

    Provincie Oost-Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 03 Aug 2018 19:37
    4 reactie(s)

    geelogen
    (meestal infinitief)

    niksen
    ook, met enige ergernis: staan te niksen terwijl men wacht

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Geeloogen. Gewestelijk. in Vl.-België. Of het 1ste lid van de samenstelling terecht als bnw. geel moet worden opgevat, is onzeker, omdat er geen duidelijke semantische motivatie is. Mogelijk is het een verbastering van iets anders: den stam van het ww. geeren (?), bnw. geil (?).
    1) Zich vervelen, niets doen:
    “De wandelbrug lag verlaten, slechts een paar lanterfanters koesterden zich in het licht, lagen lui op de balustrade te geeloogen” Baekelmans (1912).
    2) Vruchteloos verlangend wachten:
    Wel kind lief, eindelijk! Waar hebt ge gezeten? Ik sta hier al meer dan een uur te geeloogen, Baekelmans (1912).
    3) Begeeren:
    Naar iets geêloogen. Dat steekt zen oogen uit, begeeren

    vergelijk: geilogen, schoonogen

    Hij heeft daar heel de avond maar staan geelogen.

    Ge zijt er eindelijk! Ik sta hier al een uur te geelogen.

    Provincie Antwerpen
    Bewerking door de Bon op 03 Aug 2018 19:35
    0 reactie(s)

    hakkelaar
    (de ~ (m.), ~en)

    Brugge: akkeloare
    Vlaamse Ardennen: akkeleir

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: hakkelaar
    znw. m., mv. -s; vr. hakkelaarster.
    Stamelaar, stotteraar, en in ZuidNederland daarvoor het gewone woord.
    Hackeler. Balbus, blaesus, haesitator, titubator. Kiliaan (1588).
    ‘Wy (zeggen) Hakkelen voor Stamelen; want een Hakkelaar schijnt mede de woorden aan kleine stukjes te hakken’ Huydec.
    ‘Ik (weet) geen Streeken in ons Land, daar men meer stamerende menschen, of zogenoemde Hakkelaars, vind, dan aan onze Stranden’. Berkhey (1773).

    © 2007 INL. Artikel gepubliceerd in 1897.

    Als Jan zenuwachtig is, gaat hij tijdens het praten steeds hakkelen.

    Regio Standaard Nederlands
    Bewerking door de Bon op 03 Aug 2018 19:34
    4 reactie(s)

    patapoef
    (de ~ (v.), ~en, ~s)

    een dik, te mollig kind (vr.),
    een te dikke vrouw

    < Fr.: patapouf : kruising van pataud en pouf: gros homme respirant à peine (littré).

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: znw. vr., mv. ongewoon.
    Een dik, log vrouwspersoon. Naar het schijnt niet of zelden van een man gezegd.
    - Een dikke patapoef. poëem WNT
    - ’En paddepoef van e wijf, corn.-vervl.

    Die patapoef komt overal te laat. Erg toch, als ge als kind al zo dik en zwaar zijt.

    Daar hebt ge die patapoef weer. Ze commandeert wat rond en zelf zit ze een hele dag op haar kont. En maar pateekes snoepen.

    Bij de weight watchers zitten meer dan de helft patapoefs die aan hun gewicht willen werken.

    Provincie Antwerpen
    Bewerking door de Bon op 03 Aug 2018 19:27
    0 reactie(s)

    pistolet
    (zn. m., -s)

    rond, knapperig broodje
    uitspraak: /pistolé/, niet /pistolèt/ zoals in Nederland

    In tegenstelling tot de betekenis van “pistolet” in Nederland, wordt in België met een “pistolé” een specifiek rond, zeer luchtig en knapperig broodje van een krokante gistdeeg bedoeld. Pistolets staan centraal in het typisch Vlaamse zondagse ontbijt dat pistolets, sandwichen, vloerkes, boterkoeken, eitjes, charcuterie, etc omvat.

    variant pistolee

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: pistolet: in Zuid-Nederland, met behoud van de franse uitspraak
    bij vergelijking als naam voor een langwerpig broodje (of koek) met in ’t midden een groef. Zie b.v. Joos (1900-1904), Cornelissen-Vervliet en Teirlinck op pistolee.
    - Pistolé, zekere langwerpige koek van twee of drij cents, Schuermans (1865-1870).
    - Pistolees koopen. Eene pistolee met hespe.

    < Ontleend aan Belgisch-Frans pistolet (1837; Goosse 2003), overdrachtelijke betekenis van Frans pistolet ‘pistool’, naar aanleiding van de langwerpige vorm van een pistolet. (M Philippa)

    Pistolets bruxellois

    Elke zondagochtend halen we bij de bakker pistolets, en dan eten we daar een eitje bij.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 03 Aug 2018 19:27
    1 reactie(s)

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.