Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
stukadoor, plakker
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Plekker, pleisteraar (”Een plecker. Vn plastreur, de mortier ou d’argille”, Plantijn (1573); ook Schuermans (1865-1870))
Sommige Poolse plekkers zijn plekpotten, gelijk die kunnen smossen terwijl ze plekken
Dezelfde doeleinden nastreven, eendrachtig samenwerken, (koord, aan één ~ trekken)
Ook: ‘aan één zeel trekken’.
NL: één lijn trekken
Het substantief zeel in de zin van touw is verwant met het Duits ‘Seil’, maar lijkt in het noorden in onbruik te zijn geraakt. Het Woordenboek der Nederlandsche Taal beschouwt deze in Vlaanderen courante uitdrukking dan ook als verouderd in Nederland.
Allez, zo komen we er niet; we moeten een plan met onze doelen opstellen, en dan zien dat we aan hetzelfde zeel trekken.
1) prentje, afbeelding
2) zwakkeling (aan de kust ook plakzantje)
< sant: (1265-1270 ‘heilige’) < Latijn sanctus (heilig)
< Prentje waarop een heilige is afgebeeld. Gewoonlijk in den vorm van het verkleinwoord.
- Hij … kreeg ”santjes”, met randen als kantwerk uitgeslagen, van den onderpastoor ’s Zondaags in de Leering, De Vos Vl. Jong. 15. ( Woordenboek der Nederlandsche Taal)
1) Vroeger speelden we kaart voor zantjes.
2) Ben jij nu een man of een (plak)zantje?
stukadoor, plakker
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Plekker, pleisteraar (”Een plecker. Vn plastreur, de mortier ou d’argille”, plant. (1573); zie ook schuerm. 486 a (1865-1870))
Sommige Poolse plekkers zijn plekpotten, gelijk die kunnen smossen terwijl ze plekken
maandstonden, regels, menstruatie
ook in Prov. Antwerpen, Limburgse Kempen
Woordenboek der Nederlandsche Taal: (Euphemisme) Maandstonden; ook in deze betekenis in Nederlandse dialecten (Ten Doornk. Koolman (1879); Mensing (1935)).
a. In het enkelvoud als collectivum.
Zij heeft de verandering, Weiland (1810).
Die verandering hebben, Cornelissen, Bijvoegsel (1938).
Alle drij weken krijgt ze de verandering, Aldaar.
Ter Laan (1952).
?b. Als plurale tantum.
Verandering: ’t meervoud betekenis de maandstonden der vrouwen, Goemans (1954).
— De dagen dat mijn vrouw haar veranderingen had (zoals men dat daar in onze buurt noemde) schortte zij de rokken en hechtte ze zich tussen de benen een band vast, Louis Paul Boon, Menuet (1955).
Er valt geen land te bezeilen met ons Marie, ze moet zeker haar veranderingen gaan krijgen.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.