Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
sjoemelaar, bedrieger
niet in Van Dale 2015 online
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Blijkbaar verwant met Foef. In Z.-Ndl.
Bedriegelijk te werk gaan, vooral bij het spel.
“Ik had dan een kaart waar je elke dag een glas melk moest op tekenen. En ook een glas melk drinken natuurlijk. Indien je dat een bepaalde tijd deed werd je lid van de melkbrigade en kreeg je een lidkaart. Ik was een foefelaar want ik lustte geen melk!” (happymama.be)
“Ik ken vzw‘s maar al te goed en ik weet dat in elke vzw er minstens één foefelaar zit die door gebrek aan controle af en toe enkele duizenden euro’s kan doen verdwijnen.” (uit een forum)
“Mijn vriendin heeft geen weet van een buitenlandse rekening, haar ex-man was/is een grote “foefelaar” als het op geldzaken aankwam/komt." (juridisch forum)
prutser, knoeier
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Blijkbaar verwant met Foef. In Zuid-Nederland.
Foefelaar, knoeier (Cornelissen-Vervliet); Slecht of morsig werk leveren, knoeien, morsen.
ook in de Kempen
Die foefelaar is aan mijn auto aan ’t werken geweest en mijn handrem werkt helemaal niet meer.
krap, miniem; op het randje, nog net
Staat tegenwoordig ongemarkeerd in Van Dale, maar is van Vlaamse oorsprong.
Zie bv. het
Woordenboek der Nederlandsche Taal: NIPT
(Vl.-België) (Thans ook in de Ned. sportjournalistiek) (Bnw.) Zeer klein; (bijw.) op ’t kantje.
zie ook: nipt, op het ~
Het gaat nipt(e).
Hij klopte zijn metgezel nipt op de meet.
demorgen.be: ‘Wetteren ontsnapt nipt aan tweede treinramp’
krap, miniem; op het randje, nog net
Staat tegenwoordig ongemarkeerd in Van Dale, maar is van Vlaamse oorsprong.
Zie bv. het
Woordenboek der Nederlandsche Taal: NIPT
(Vl.-België) (Thans ook in de Ned. sportjournalistiek) (Bnw.) Zeer klein; (bijw.) op ’t kantje.
zie ook: nipt, op het ~
Het gaat nipt(e).
Hij klopte zijn metgezel nipt op de meet.
demorgen.be: ‘Wetteren ontsnapt nipt aan tweede treinramp’
(verouderd in Nederland)
knijpen, knellen
Van Dale 2016 online: nijpen, verouderd
knijpen, m.n. tussen vinger en duim: iem. in de arm nijpen
2. BE; niet algemeen knellen: die schoenen nijpen
West-Vlaanderen: niepen
< Middelnederlands: nipen
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Nevenvorm van knijpen.
Beide woorden waren oorspronkelijk synoniem, maar uiteindelijk ontstond een betekenisverschil tussen het concrete knijpen en het overdrachtelijke nijpen (waarvan de letterlijke betekenis wel bewaard bleef in de samenstelling nijptang).
samenstellingen: toenijpen, dichtnijpen, platnijpen, afnijpen, overnijpen, uitnijpen, samennijpen, bijeennijpen
zie ook schoentje, waar nijpt het ~
Hij heeft mij zo genepen dat ik er een blauwe plek aan overhoud.
Die schoenen zijn te klein, ze nijpen aan mijn tenen.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.