Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Wees welgekomen | Willekeurig | Top woorden | Recent
Dit zijn de top Vlaamse termen volgens het aantal positieve stemmen.
het rustiger aandoen, langzaam afbouwen
vnw: (fig.) zijn werk afronden en tot rust komen, het aan het einde van je carrière rustig aan doen
Van Dale 2013 online: Belgisch-Nederlands, algemeen afbouwen
DS2015 standaardtaal
zie ook uitbolscenario
Als ik 64 jaar word, zei hij, ga ik uitbollen. Dan heb ik nog één jaartje te gaan. Een uitboljob zou welkom zijn.
Onze huidige/vorige huisarts is een man en ik ben daar heel content van. (…) Hij is aan het uitbollen en sinds een klein jaar zijn 2 familieleden van mij huisarts geworden. (beyondgaming.be)
Hieronder staan de Vlaams-Brabantse gemeente – en stadsnamen zoals ze door de eigen inwoners genoemd/uitgesproken worden:
Aarschot: Oschot
Affligem
Asse
Averbode : Eiverbeu
Beersel: Bjeizel
Begijnendijk
Bekkevoort
Bertem : Beitem
Bever
Bierbeek
Boortmeerbeek
Boutersem
Diegem
Diest
Dilbeek
Drogenbos
Duisburg : Doeisburg
Galmaarden
Geetbets
Glabbeek
Gooik
Grimbergen
Haacht
Halle
Herent
Herne
Hoegaarden
Hoeilaart
Holsbeek
Huldenberg: Eullenberg
Kampenhout
Kapelle-op-den-Bos
Keerbergen
Kortenaken
Kortenberg: Keuttenberg
Kraainem
Landen
Leefdaal: Leidel
Lennik
Leuven: Leive
Liedekerke
Linkebeek
Linter
Londerzeel : Lonnesieël
Lubbeek
Machelen
Malderen : Malleren
Meise
Merchtem
Opwijk
Oud-Heverlee
Overijse
Pepingen
Roosdaal
Rotselaar
Scherpenheuvel-Zichem
Sint-Genesius-Rode
Sint-Pieters-Leeuw
Steenokkerzeel
Ternat
Tervuren: Terveure
Tielt-Winge
Tienen
Tremelo
Vilvoorde: Vilvoure
Wemmel
Wezembeek-Oppem
Zaventem
Zemst
Zoutleeuw
probeer deze lijst alfabetisch te houden
zie ook gemeentenamen West-Vlaanderen, gemeentenamen Oost-Vlaanderen, gemeentenamen Antwerpen, gemeentenamen Limburg
(ironisch) apotheose, sluitstuk, de kers op de taart
Ja… Jef, dat laatste antwoord dat je hem gaf was wel “den bloemekee” hè; toen stortte zijn redenering helemaal in; hij wist niemeer waar kruipen van schaamte.
> zie andere betekenis van bloemekee
ge moet niet denken dat ge gaat ontsnappen
Hij gaat morgen terug naar zijn werk na een lange ziekteperiode. Met slingers en ballonnen. Ik zal blij zijn dat hij weer bezig is. Ik stuur hem met bruin zeep onder zijne neus. (Sonja)
- iemand die na het behalen van een licentiaatsdiploma doctoreert (doctoreren); doctoraatsstudent
- de titel van die persoon, afgekort tot drs. of, vrouwelijk, dra. (doctoranda)
in Nederland: promovendus
In het centrum voor orale beeldvorming zijn 4 doctorandi en 2 postdoctoraal onderzoekers aan de slag.
Dra. Joke Paesch
Drs. Bart Eyckens
opgemaakt, opgetut
vnw: ze is mooi opgezet: ze is mooi opgemaakt, ze ziet er keurig uit
Zonder make-up ziet die vrouw er nogal gewoontjes uit, maar als ze een beetje opgezet is, dan draaien veel mannen hun hoofd om!
“Hondsgebakken peren!” is een uitdrukking die in Hamont (noord-Limburg) gebruikt wordt om een voorstel met grote stelligheid af te wijzen.
zie ook tarara, nougabollen
Vraag: “Als gij de lotto wint geeft ge mij dan de helft van de winst?”
Antwoord: “Hondsgebakken peren!”
in stukken uit elkaar
![]()
Letterlijk ‘in frennen vaneen’.
Zijn iPod lag in frennen vaneen toen hij hem van ’t derde naar beneden liet vallen.
vensterluik, later ook gebruikt voor rolluik
< blojke is de uitspraak van blaaike, verkleinwoord van blad
Mijn buren hebben blauw blojkes.
Mijn buren hebben blauwe luiken.
De winkel is nog niet open: het blojke is naar beneden.
> andere betekenis van blojke
stoofschotel van rundsvlees in blokjes gesneden, ajuin, kruiden, bouillon en/of bier
vnw: stoofvlees, gerecht dat bestaat uit gestoofde stukjes rundvlees, hachee
Van Dale 2018: bij karbonade:
BE; vaak in ’t meervoud stoofvlees
Vlaamse karbonade(n)
stoofschotel met kleine stukken (rund)vlees
= stoofkarbonade
ook: stoofvlees, schep, stoverij, kabernaa, stoverie, stoofkrabben, stoofleurre
Eventueel een schel brood besmeerd met mosterd laten sudderen met de stoofkarbonaden tot deze meurg zijn.
“De stoofkarbonade of stoverij is een typisch Belgisch gerecht (in Wallonië carbonade flamande genoemd) en verkrijgbaar in de meeste frietkotten en talrijke restaurants in België. Ook in de meeste friettenten in Zuid-Nederland is stoofvlees verkrijgbaar.” (Wikipedia)
standaard van een fiets, brommer, moto, …
zie ook: pekkel en andere definities van pikkel;
verzamellemma wegcode
Hebde gene pikkel of waarom ligt uwe fiets altijd zo op de grond?
Zijn mountainbike stond even verderop geparkeerd, op de pikkel. (standaard.be)
In de buurt stond er een fiets op een pikkel.(vrt.be)
vertrekken; sortie, van ~ gaan
Kom mee, we zijn de pist in.
Lieveling van de meester, de baas. Komt uit het Frans. Zelfde betekenis als buikschuiver.
graag bevestiging regio
Dirk is een fifi van de meester.
zich wassen
zie eigen, zijn ~
Ik ben nog ni gereed, ik moet mijn eigen nog wassen en mijn eigen nog scheren.
Kom, we zijn weg. Ge hebt uw eigen toch al gekamd?
Zie hem daar zitten, hij heeft zijn eigen nog ni verveeld.
(kindertaal) eten
< nam nam = lekker; zie ook njam-njam
Jolientje gaat nu nammekes doen en dan dokes doen.
“Sebiet moet men meisje weer nammekes doen en dan denk ik dat k boven wat ga opruimen en erin ga kruipen.” (baby.be 15 okt. 2008)
achterblijven, niet mee kunnen, aan het staartje bengelen (staartje, aan het ~ bengelen), … (vooral in de fig. betekenis)
zie ook achterophinken
Te lezen in Het Belang Van Limburg: “Europees internetgebruik blijft achterop hinken.”
Onze Jeroen blijft in ’t school achterop hinken. Nochtans hebben we al een fortuin aan bijlessen gespendeerd.
spottend uitlachen
de uitspraak is die van de klank in het Nederlandse woord ‘blèren’.
In plaats van te greiten met de nieuwe werknemer zoudt ge beter de btw-aangifte afwerken.
fluitje
![]()
Een plastieken schuifelet
Woordenboek der Nederlandsche Taal (wnt): schuifelet
— SCHUIFLET —, znw. onz. In aansluiting bij Schuifelen vervormd uit Frans sifflet. Thans nog in West-Vlaanderen.
Fluit.
Schuyfflet, siflet. Fistula, bij Kiliaan.
- “Zij ghaven alhier ende daer … schuffeletten aen de kynders”, Van Male bij De Bo (1859).
- “De jongens maken schuifeletten van wilgetwijgen, enz.” “Het kind blies gedurig op zijn schuifeletje”, De Bo (1873).
Leiestreek: schuiferling, skuferling
Vlaamse Kust: schuifelet
West-Vlaanderen: schuuflette, schuflet
werkwoord: schuifelen, schuffelen
De champetter blies op zijn schuifelet.
zeer vermoeid, op het einde van de krachten.
< Woordenboek der Nederlandsche Taal: bnw. en bijw. Mnl. jakeloos, westvlaams djakeloos, tsakeloos De Bo (1873).
— Jakeloos loopen (draven, schooien, rondwandelen), moedeloos, troosteloos, verslagen, of iets derg.
“Een man zonder wijf die moet jaqueloos schoyen”, Eduard De Dene, Testament Rhetorical (1561)
zie ook djakke, bobijn, mijn ~ is af
Van dat namiddagje shoppen ben ik djakeloos gelopen.
o.a. bij Streuvels gelezen werkwoordsvorm van “maken”
ik, hij, zij miek – gij miekt
wij, gelle, zij, zun mieken;
v.d.: gemaakt
Het miek haar misnoegd, zij was nijdig en kwaad op het kind. (Stijn Streuvels: Het Kerstekind)
Het hageld’, ’t sneeuwde, het miek er zo koud, de rijm lag op de daken. (uit bekend kerstliedje: Maria die soude naer Bethlehem gaen)
Zwerte Fles heette die en wo ze gegaan had mieke wij overal kruiskens omdat de mense toch do nie zoude gaan. (volksverhalenbank.be, Leuven, 1964)
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.
