Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wees welgekomen | Willekeurig | Top woorden | Recent

    wassen, zijn eigen ~

    Dit is slechts 1 definitie voor "wassen, zijn eigen ~." Bekijk alle definities.

    wassen, zijn eigen ~
    (ww. waste, gewassen)

    zich wassen

    zie eigen, zijn ~

    Ik ben nog ni gereed, ik moet mijn eigen nog wassen en mijn eigen nog scheren.

    Kom, we zijn weg. Ge hebt uw eigen toch al gekamd?

    Zie hem daar zitten, hij heeft zijn eigen nog ni verveeld.

    7 reactie(s)  |  oudere versies
    Toegevoegd door koen brabo en laatst gewijzigd door nthn (08 Aug 2021 21:31)

    👍
    374

    Reacties

    is toch niet dubbel wederkerig? mijn eigen, zijn eigen etc zijn gewoon de wederkerige voornaamwoorden (hij wast zijneigen = hij wast zich; zijneigen = zich zonder meer)

    Toegevoegd door Diederik op 09 Aug 2008 19:10

    typevoorbeeld

    Allee, wederkerige voornaamwoorden dan. Is ‘t goe? Maar ja, er zijn meer van die uitspraken als ge er even op nadenkt. Alleen: ’zijn eigen wassen’ is een typevoorbeeld.
    Maar ik denk niet dat ze aan elkaar worden geschreven.

    Hij scheert zijn eigen. (Omdat alleen de kapper een ander scheert?) Ik was mijn eigen. (Ja, laat de bedenking al maar). Zij zal haar eigen geen zeer doen. Wij gaan ons eigen daar niet mee bemoeien…

    Overigens, in Amsterdam wast men ook zijn eigen. En dat is nog een restant van de Antwerpse instroom aldaar na de val van de stad in 1585. Of ze dat daar nu graag horen of niet.

    Toegevoegd door koen brabo op 11 Aug 2008 01:21

    >Overigens, in Amsterdam wast men ook zijn eigen. En dat is nog een restant van de Antwerpse instroom aldaar na de val van de stad in 1585. Of ze dat daar nu graag horen of niet.

    in heel holland en nederlands brabant zeggen ze “hij wast zijn eigen” hoor. in alle nederlandse dialecten is het oftewel ‘zijn eigen’ oftewel ‘hem’. Zich is uit het Duits overgenomen. (ik probeer nu even een dialectkaartje te vinden op het net, maar in de SAND kan je het sowieso nachecken)

    Toegevoegd door Diederik op 11 Aug 2008 02:39

    vraagje en meer

    Vraagje
    In heel Holland? Bedoelt ge Holland of Nederland? Want dat is toch nogal een verschil. Zeg maar nooit tegen bv. een Limburger of Fries Hollander… Garantie lageir. (→ la guerre (Fr): oorlog, ambras, ruzie).

    Bedenking 1
    In heel Holland (Nederland)? Brabant wil ik zo best geloven, want Antwerpen is ook Brabants. Van de rest weet ik het echt niet, alleen van Amsterdam wel. En dat men daar over ’t algemeen in Nederland (en dus niet alleen Holland) wat schamper over doet.

    Maar Brabant(s) of niet, het is toch niet overal gemeengoed in de provincies Vlaams-Brabant en Antwerpen. Ik heb het bv. nooit gehoord (nee toch?) in Leuven of de kanten van Hoegaarden/Tienen/Zoutleeuw. Of misschien wassen ze zich(zelf) daar nooit?
    Hela, Pietermannen en zo, grapje hoor!

    Bedenking 2
    In ‘t Nederlands/Vlaams wordt niks overgenomen uit het Duits. We zijn sterk verwante, Germaanse talen. Enfin, ik heb zo’n lichtelijk vermoeden dat dat hier wel geen wereldschokkend nieuws zal zijn, zeker?
    Naar ik onlangs ergens maar slechts zijdelings vernam zou in wetenschappelijke taalkringen nu wel een evolutie in het denken zijn, dat niet het Diets/Nederduits van het Duits/Hoogduits afstamt, maar net andersom. Ben benieuwd naar de uitslag van dat onderzoek. Als, om te beginnen, dat van dat in een half oor opgevangen gerucht en er daarna niet meer bij stilgestaan onderzoek klopt. Oef, wat een worst. Hoe dan ook, wie neemt dan van wie wat over?

    Toegevoegd door koen brabo op 11 Aug 2008 03:39

    Met Holland bedoelde ik Holland;) “zijn eigen” is een constructie die ge in (zowat?) alle Brabantse en Hollandse dialecten aantreft. Verder wordt er, zoals ik al schrijf, bijvoorbeeld ook nog “hij wast hem” gebruikt. Wat er precies in Vlaanderen (Oost- en West) wordt gebruikt weet ik niet, maar “zich” is daar ook niet autochtoon. Van het Limburgs en de Nedersaksische dialecten van Nederland ben ik niet zeker, aan de grens kan wel hier en daar ‘zich’ oid. voorkomen.

    Alleen al aan de vorm kunt ge het zien. sich, net zoals mich en dich van Germaans sik, mik en dik. In het Nederlands zou sik (vgl. bijv. ook Oudnoords sik, Deens/Zweeds sig), net zoals mik en dik resp. mij/me en dij/de (middelnederlands, bij ‘du’) opleveren in het Nederlands, zou ‘zich’ eigenlijk zij/ze moeten opleveren. De ch duidt hier dus duidelijk op Duitse invloed.

    En inderdaad zullen veel moderne Nederlanders lachen met het Amsterdamse “zijn eigen” (of eerder, “sje èège”), maar dat is omdat door de Standaardtaal de hoger opgeleide Nederlanders (net zoals hoger opgeleide Vlamingen) “zich” zijn beginnen zeggen de laatste generaties, door invloed van de schrijftaal. Maar ook de volksklassen van bijvoorbeeld Rotterdam en Utrecht (weet ik uit eigen ervaring) zeggen “ze eigen”. En ook daar wordt door de ‘hogere klassen’ op neergekeken.
    Dat Nederlanders het als “typisch Amsterdams” zien zegt meer over de dialect(on)kunde van de doorsnee Nederlander, dan over de geografische verspreiding van “zijn eigen”.

    En inderdaad, heel veel hebben we uit het Duits niet geleend. Maar toen in de 16de-17de eeuw het Standaardnederlands langzaamaan tot vorming kwam, had men toch wel vrij veel respect voor het Duits dat al een vaste Standaard begon te krijgen, met nog veel naamvallen en verbuigingen enzo, dat dus voldeed aan het Latijnse ideaal. Dus het Hoogduits had in die tijd, zeker grammaticaal, nog wel prestige bij de vaders van het Nederlands.
    (een ander voorbeeld terzijde, alle ‘Nederlandse’ dialecten kennen brocht en docht voor ‘bracht’ en ‘dacht’, die ook uit het Duits komen. Als de Antwerpenaar denkt dat “brocht” typisch Aantwaarps is, de “echte” Westvlaming zal ook brocht zeggen, de authentieke Limburger “broch” en de oer-Hollander brocht.)

    Ten derde: het Nederlands/Nederduits is in die zin origineler dan het Hoogduits, dat het de 2de Germaanse klankverschuiving niet heeft doorgemaakt. Qua medeklinkers trekt het Nederlands/-duits dus veel meer op het Oergermaans en is daarmee dus ‘ouder’.
    Eten > essen (Germaans etana; Engels eat, Noors ete/eta, Zweeds äta)
    Tijd > zeit (Gm. tîd, Eng. tide, Noo./Zw. tid).
    Paard/peerd → pferd
    etc etc (ge kent ze wel, die medeklinkers die altijd overeenkomen tussen het Dt. en het Nd.)

    Maar echt van elkaar ‘afstammen’ in de genetische zin doen ze niet, het zijn gewoon 2 verschillende ‘vertakkingen’ van een gemeenschappelijke voorouder. Net zoals het Hollands en het Antwerps, het een is geen vervorming van het ander, maar allebei zijn ze wel van het (toch al niet uniforme) Middelnederlands afgestamd. Zo waen ook eerst het (hoog)Duits en het Nederlands/-duits eerst lichtjes afwijkende dialecten van elkaar, totdat ze in de loop der tijd zo verschillend werden dat ge ze afzonderlijke talen kunt noemen.
    Soit, t is ier al na den drije, ik gaan mijn beddeke eens in.

    Toegevoegd door Diederik op 11 Aug 2008 05:18

    Ja, hier ook hoor, en dat laatste was ik ook net van plan maar eerst mersiekes voor die leerzame uitleg.

    Toch nog, omdat ik het niet kan laten zeker?: etc. is geen Nederlands en ook geen Vlaams maar helaas slecht Ollands snobisme om te pas maar vooral te onpas nog slechter Frans te kakelen. Zoals svp/rsvp, en er is geen kat in Olland/Holland/Nederland die weet wat svp/rsvp wil zeggen. Alle Vlamingen wel en die gebruiken daarom dan ook het correcte aub/aaub.

    Toegevoegd door koen brabo op 11 Aug 2008 05:54

    ah, merci ;) k zoo et zelf noeët ni gebroëke in e waerkstuk veur d’unif, mor oep ‘t internet kom et er wel is gemakkelàk oëtgerold a ge rap on ’t type zè…
    zelf stoeër ik m’n aëge ier in Olland oek wel on ‘t constaent gebroëk van ’svp.’, dus ’k kan aa wel verstoan…

    mor langst den aendere kaent, oek al is et gi vloms, ik (en aender mengse da ’kik ken) gebroëke et oemmes toch oek wel in de spreektoal, in de veurm “ee tee see, ee tee see”, in de pleuts van te zegge “en zoe veuts, en zoe vaajer”.

    Toegevoegd door Diederik op 11 Aug 2008 06:08

    Voeg een reactie toe

    Ingelogde gebruikers kunnen reacties aan deze definitie toevoegen.

    Log in

    Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

    Uw gebruikersnaam
    Uw geheime paswoord

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.