Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Ah, voor mij is het alleen hier “in d’oog”, die andere twee zijn voor mij enkel “’t oog”.
De WNT heeft nen helen uitleg over het geslacht der ogen:
Gesl. Oog is vanouds onzijdig; de uitgang -e van den oorspronkelijken vorm ooge, welke thans in de zuidelijke Nederlanden nog uitsluitend, en in Zeeuwsch Vlaanderen nog vaak gesproken, en niet zelden geschreven wordt, is echter oorzaak geweest, dat het woord gaandeweg als een vrouwelijk znw. beschouwd werd. Wellicht heeft daar ook toe bijgedragen de verzachting tot d van het lidwoord; een verschijnsel dat, zeer gewoon in de spelling, ook in de levende taal niet onbekend kan zijn geweest. Alleen in ’t Hageland is oog in twee gevallen onzijdig: men zegt daar namelijk iemand goed in ’t oog houden, en iets op ’t oog zien (zie RUTTEN 1890 op Onzijdig en Oog). Anders is ook dáár het woord altijd vrouwelijk. In het Mnl. schijnt oog meestal onzijdig gebruikt te zijn; met zekerheid is daaromtrent echter niets te beslissen, daar het woord zeer vaak voorkomt in het mv., waaraan het geslacht niet is te onderkennen. Voorbeelden van een vrouwelijk gebruik zijn: Rinclus vs. 1091, 1296; Limb. 8, 64; Lutgardis 3, 899 (Dietsche War. 4, 299); RUUSBROEC 3, 71, regels 16, 19 en 20. Merkwaardigerwijze is oog steeds vrouwelijk in den Statenbijbel, althans nog in de uitgaven, in de 17de eeuw verschenen. Blijkens de Resolutien van de beyde Collegien der Oversetters … aangaende De Duitsche Tale, mocht voor de znw. oog en oor het vrouwelijk of onzijdig geslacht onverschillig gebruikt worden (zie bij HINLOPEN, Historie van de Nederlandsche Overzettinge des Bijbels, blz. 103). Van deze vrijheid schijnt geen gebruik gemaakt te zijn: zoover zulks in de Concordantie van TROMMIUS kan worden nagegaan, is oog steeds vrouwelijk. Wellicht is deze eigenaardigheid hierdoor te verklaren, dat verscheidene der vertalers en ”overzieners”, t.w. GUILLIELMUS BAUDARTIUS, ANTONIUS WALÆUS, PETRUS PLANCIUS en FRANCISCUS GOMMARUS, Zuidnederlanders, en wel Vlamingen waren, terwijl nog een ander, JODOCUS LARENUS, uit Zeeland geboortig was (zie HINLOPEN, t. a. p., blz. 73 vlgg.) Eerst in de laatste dertig jaren is het onzijdig geslacht voor oog, ten gevolge van de steeds aangroeiende betrekkingen met het Noorden, bij Zuidnederlandsche schrijvers meer en meer in gebruik gekomen.
http://gtb.inl.nl/iWDB/search?actie=article&wdb=WNT&id=M047522
Bijlkabar kan het mesnelijk brien een teskt znoedr veel porbelmen leezn zloang de eertse en laastte lettres maar op hun pelk saatn.
Misschien was het een vergezochte woordspeling: ‘1 september’ lag op de moment van schrijven in de toekomst, en was dus nog ‘één spe’.
Volgens Hollanders en (dus) het Groen Boeksken is ‘plakband’ uitsluitend (!) onzijdig. Ik heb het zelf evenwel nog nooit anders dan mannelijk geweten, aangezien banden altijd mannelijk zijn, of ze nu van plastiek of abstract zijn en of ze nu kleefstof hebben of niet.
Ware ‘kik nen taalpaus, ik zou charlatan Johan Taeldeman eeuwig verdoemen voor zijn uitvinding van dat volstrekt onnodig en beledigend woord ’tussentaal’. Der is geen énkel ander land ter wereld waar dat der een ook maar enigszins soortgelijk concept bestaat.
Eerlijkheidshalve moet het wel gezegd dat na “Tommeke Tommeke Tommeke” niet “wa doede nu”, maar “wat doe je nu” kwam. Het kon dus wel nog Vlaamser.
Is dat dan met of zonder ‘h’? Gezien dat ‘het’ met een consistent uitgesproken ‘h’ een noordelijke uitvinding is, vraag ik mij af hoe dat dat dan hier beland is als denigrerend voornaamwoord.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.