Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Ik denk dat er hier door de i/ie (1) een zekere verwarring is opgetreden: de ‘i’ of ‘ie’ van ‘plastieken’/‘plastiken’ wordt bij alle Vlaamstaligen kort uitgesproken, het lemma ‘plastikken’ maakt dus een onderscheid dat in de werkelijkheid niet bestaat.
(1) Een van de zovele gebreken van de Nederlandse spelling: er is geen duidelijk onderscheid tussen een dofkorte i (vis), scherpkorte i (fiscus) en (scherp)lange i (kieken). Voegt hier nog aan toe dat Brabantse dialecten alle doffe i’s scherp uitspreken, en dat Oost-Vlaamse dialecten (evenals het Nederlands) geen onderscheid maken tussen scherpkorte en scherplange i, en er ontstaat op den duur een Babelse spraakverwarring. Ik zeg dan nog niet over het Limburgs en het Nederlands, waar zeer veel scherpe i’s verdoft worden, of de verschillende complexe uitspraakregels over welke i’s dof, scherp of lang zijn, of de woorden die die regels niet volgen, enz.
Ik denk dat er toch een duidelijk verschil zit in het gebruik van ‘pas’ tussen NL en BE. Voor de voorbeelden van LeGrognard hierboven zou ik persoonlijk, behalve bij paspoort, altijd ‘kaart’ ipv ‘pas/pasjen/pasken’ gebruiken: kaartje (Vlaamse uitspraak met een verkorte lange a), bankkaart, bezoekerskaart, toegangskaart. Zeker ‘bankpasje’ doet mijn oren tuiten. Het verschil is dus waarschijnlijk dat voor een Nederlander alle plastieken kaarten, waaronder de identiteitskaart, een ‘pas’ zijn, terwijl een Belg juist alleen die identiteitskaart een ‘pas’ noemt.
Ter verklaring kan ik enkel de wet geven: in Nederland kunt ge vanalles gebruiken als geldig identiteitsbewijs (identiteitskaart, paspoort, rijbewijs, verblijfsdocumenten, enz.), in België is in se enkel de identiteitskaart zelf geldig. Als een Belg om zijn pas wordt gevraagd, geeft hij direct zijn identiteitskaart, waardoor de link tussen ‘pas’ en ‘identiteitskaart’ veel sterker wordt. Als een Nederlander om zijn pas wordt gevraagd, kan hij vanalles afgeven, en wordt de betekenis van ‘pas’ dus snel verruimd naar allerhande soorten kleine documenten, veelal kaarten.
Allez zeg, die Nederlanders. Alle Engelse leenwoorden met korte a spreken ze uit met een ‘è’, maar een ‘pass’ spreken ze dan wel uit gelijk ‘pas’ en niet ‘pès’ (zie https://nl.wiktionary.org/wiki/pass).
Ik had er gisterenavond geen erg in, maar “hangen op zijn ligbed” is toch eigenlijk ook wel een zin die geen Vlaming over zijn lippen zou krijgen, waarmee het niet (specifiek) Vlaams-zijn van ‘pasja’ dubbel bewezen wordt. Idem voor “op de bank” (in de zetel) van het eerste voorbeeld.
Eigenlijk is ‘vocaalreductie’ hier een serieus misleidende term, want het suggereert dat de ‘normale’ manier van uitspreken met een ‘niet-gereduceerde’ klinker, i.e. een lange klinker, zou zijn. Behalve Nederlanders (niet alleen de Nederlandstaligen) denk ik niet dat er – in Europa – veel mensen zijn die een Europese naam gelijk Angela of Europa uitspreken met een lange a op het eind. Ge moet het al in Arabische (!) dialecten beginnen zoeken.
Dat betekent niet dat vocaalreductie als fenomeen niet bestaat, maar in specifiek dit geval gaat het uitsluitend om Hollandse vocaalverlenging, en is er van reductie hoegenaamd geen sprake.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.