Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Op tv gehoord:
“Durf het doen met Pattex spijkers en schroeven”
Die “durf het doen”, zonder ‘te’, is Vlaams (zie durven), maar ‘spijkers’ en ‘schroeven’? Wie zegt er dat zelfs?
De voorbeeldzin is hier eigenlijk niet correct (en bovendien nogal on-Vlaams), “rijden met de velo” en “velorijden” zijn twee licht verschillende dingen.
Zegt ge bij de verkleinvorm van andere woorden met een scherplange oo (klinkt regio Antwerpen gelijk ‘oeë’, bv. in ‘boom’, ‘schoon’ of ‘groot’) in de stam ook ‘eu’ of ‘jeu’, of is dat alleen bij de verkleinvorm van ‘boom’?
Het fenomeen waarbij de stamklank verkort – of verkort en vervormd – wordt in de verkleinvorm is alleszins algemeen Vlaams, bv:
jaar (lange a) → jarke(n)/jorke(n) (verkorte lange a)
pier (lange i) → pirke(n) (verkorte lange i)
…
Het is toch godverdikke weeral van dat zeker, nu juist in het journaal laat op één: “Als u vandaag naar een s?pp?rmarkt bent geweest…”
Én de Hollandse afsplitsing van het voorvoegsel waar het niet moet: in het Vlaams zou dat (met ‘omdoen’ als werkwoord) “… dat hij een mondmasker zal omdoen” luiden. Of met een nog Vlaamsere volgorde: “… dat hij zal een mondmasker omdoen”. En zo steken er in die ene zin waarschijnlijk nog een dozijn on-Vlaamse taalgebruiken.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.