Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
slaan
Woordenboek der Nederlandsche Taal: In het Middelnederlands en het Vroegnieuwnederlands en nu nog in Belgisch-Nederlands komt slagen voor als zeldzame nevenvorm van slaan, gevormd onder invloed van het verleden deelwoord geslagen. (M.Philippa e.a.)
vervoeging OTT:
Ik slaag
Gij slaagt
Hij slaagt
Wij slagen
Jullie slagen (golle slaagt)
Zij slagen (zun slagen)
zie ook inslagen, afslagen, verslagen, wegslagen, opslagen, doodslagen
uitdrukking: dood, slaagt me ~
nagel, de ~ op de kop slagen
Den bompa slaagt er al is neffe.
“We emmen ons altijd goe verstaan
’k had mij voor hem laten doodslagen” Jef heeft me een sjik gerefezeerd, W. Van de Velde.
gammel, sukkelend, aftands
zie ook krammikkelig, krammakkelijk, kramakkelijk
Woordenboek der Nederlandsche Taal:
Modern lemma: kramachel
— KRAMAKKEL —, bnw.
Sukkelig, ziekelijk.
“Wat begint dat oud manneken kramachel te worden” Schuerm.1865-1870).
Ze waren met hun kramakkel autootje toch tot in Bretagne geraakt. Daar had het de geest gegeven.
gat, opening
diminutief: kotteke ipv kotje
ook in de prov. Antw.
Kempen: mv: kotters
Van Dale 2014 online: Belgisch-Nederlands, spreektaal
Woordenboek der Nederlandsche Taal: kot: Opening, gat, holte. In brabantse dialecten
Van onbekenden oorsprong.
- Ik word doornat, er zijn een heel deel kotter in ‘t dak, schuermans, 1883
- kökke (gaatje) in de vinger, tuerl.
- E kot in de muur kappen, cornelissen-vervliet
- Er zijn kotten in oe’ kous, Ald.
Een kot in een kous: zie hier
Als kind ben ik, toen ik over zo’n laag haagje sprong, uitgegleden en een kot in m’n knie gevallen.
een hoop mensen, kinderen, jongeren enz.
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Bres, bresse, bressche: oorsprong: ogerm. brekan, ohd. (mûr-) brëcha > Frans: brèche: werktuig om te breken.
Reeds gebruikelijk einde 16de eeuw.
In Zuid-Nederland is vrij algemeen een woord bres(se) (of ook brets) bekend in den zin van: brok, ”groot stuk dat ergens van afvalt of afgebroken wordt” (de bo 1873):
b.v. van sneeuw, aarde, brood.
ook ruimer: massa, hoop, b.v. van scheldwoorden, van menschen (schuerm. 78 b 1865-1870, schuerm., Bijv. de bo 1873; rutten 1890; Loquela 13, 66 1893)
De 10 miles en de marathon van Antwerpen zullen weer een bres mensen op de been brengen.
Ze zijn met een bres kinderen al paaseieren komen rapen.
In mijn woonbuurt zijn er 3 scholen en elke morgen en avond passeren er bressen joeng voor mijn deur.
een hoop mensen, kinderen, jongeren enz.
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Bres, bresse, bressche: oorsprong: ogerm. brekan, ohd. (mûr-) brëcha > Frans: brèche: werktuig om te breken.
Reeds gebruikelijk einde 16de eeuw.
In Zuid-Nederland is vrij algemeen een woord bres(se) (of ook brets) bekend in den zin van: brok, ”groot stuk dat ergens van afvalt of afgebroken wordt” (de bo 1873):
b.v. van sneeuw, aarde, brood.
ook ruimer: massa, hoop, b.v. van scheldwoorden, van menschen (schuerm. 78 b 1865-1870, schuerm., Bijv. 52 1883; de bo 1873; rutten 1890; Loquela 13, 66 1893)
De 10 miles en de marathon van Antwerpen zullen weer een bres mensen op de been brengen.
Ze zijn met een bres kinderen al paaseieren komen rapen.
In mijn woonbuurt zijn er 3 scholen en elke morgen en avond passeren er bressen joeng voor mijn deur.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.