Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Adamsappel, strottenhoofd
zie ook: slikker, het aan zijne ~ hebben
Woordenboek der Nederlandsche Taal: slikker: slokdarm, gewestelijk in Zuid-Nederland (Cornelissen-Vervliet 1899)
Mijne slikker doe zeer.
op de koop toe
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Op den koop toe. Wanneer men een zekere hoeveelheid van een waar koopt, wordt daarbij soms gratis iets als toegift gegeven, het wordt er als het ware bovenop gelegd. Vandaar het oudere ‘op den hoop toe’ en op den koop toe in verbinding met ww. die een geven of een krijgen aanduiden. (…)
b.v. Coster (1612): “Die wat nau dong, kreecher wel een toe op den hoop.”
Hij had, ocharme, al last van zijn tandjes, en nu heeft em nog een snotvalling op den hoop toe.
slaapkleedje
Woordenboek der Nederlandsche Taal bij kerel: Middelnederlands kerel (keerl(e), keirl), karel (kaerl). Van onbekenden oorsprong. De naam van een lang overkleed of opperkleed voor mannen en vrouwen; nog (in samenstellingen) in WestVlaanderen.
‘s Avonds na het douchen trek ik altijd mijn slapkerel aan, da’s gezellig en makkelijk.
slaapkleedje
Woordenboek der Nederlandsche Taal bij kerel: Middelnederlands kerel (keerl(e), keirl), karel (kaerl). Van onbekenden oorsprong. De naam van een lang overkleed of opperkleed voor mannen en vrouwen; nog (in samenstellingen) in WestVlaanderen.
‘s Avonds na het douchen trek ik altijd mijn slapkerel aan, da’s gezellig en makkelijk.
Woordenboek der Nederlandsche Taal: KAROT
— in Vlaamsch-België ook KAROOT —, znw. vr. Ontleend aan frans carotte (eigenlijk wortel, peen), bij verkorting voor carotte de tabac, ”rouleau de feuilles de tabac” (Littré).
1. Eigenlijk. Een spilvormige rol gesponnen tabak, waarvan snuiftabak gemaakt wordt.
? — Zegsw. Iemand een karot trekken (bij Rutten (1890) ook: wisselen), hem foppen (Cornelissen-Vervliet).
2. Bij vergelijking. Een rolletje in papier gewikkelde geldstukken; een ”kardoes(je)”. In ’t Hageland (Rutten (1890)).
Van Dale 2018:
karot
1627 < Frans carotte (vgl. kroot)
1. rol gesponnen tabak waarvan snuif werd gemaakt (symbool: tabaksrol)
• uitdrukking; BE; niet algemeen iem. een karot trekken
iem. foppen, beetnemen
2. BE; niet algemeen rol gesausde pruimtabak
3. BE; niet algemeen in papier gewikkeld rolletje geldstukken (van dezelfde waarde)
Er zijn van die karottentrekkers die ge op hun eerste-communie-zieltje de absolutie zoudt geven.
Het moet u gegeven zijn, (een gave), om echt karotten te trekken, zoniet valt ge door de mand.
Breng van de bank eens vijf cartouchen (karotten) mee van 50 en 20 eurocent voor wisselgeld.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.