Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
braadpan
< waarschijnlijk van teil, teile
Woordenboek der Nederlandsche Taal: teil
— Bepaaldelijk genoemd als voorwerp — hetzij een pan of een schotel — waarin spijs of lekkernij wordt bereid of opgediend.
Ik bak het vlees op de tiele.
het uiteinde,
1. topje van de vingers
2. de kruin van de bomen
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Modern lemma: sop/top
— tsop —, znw. onz., vroeger m. Mnl. sop, tsop. Naar het schijnt een middelfrankische vorm naast Top. In Zuid-Ndl.
“Recht op staende Steelkens …; op het sop van de welcke cleyne witte Bloemkens voortcomen” DODON. (ed. 1608).
1. Mijn nonkel Albert was meubelmaker. Zijn linkerhand had herhaaldelijk kennis gemaakt met de lintzaag. De laatste keer was hij niet alleen de sopjes, maar al zijn vingers kwijt.
De kwaal van winterhanden begin bij de soppen der vingers.
2. Als de cypres 1.5 meter hoog is, is ’t beter dat ge het sop eraf doet. Dan groeien ze in de breedte, niet in de hoogte.
gammel, wankelig, bijna uiteen vallend
uitspraak in Antwerpen: klik op het luidsprekertje om het woord te beluisteren
zie ook krammikkelig, kramakkel
Woordenboek der Nederlandsche Taal:
Kramakkelijk, (Vl.-België) sukkelend, gebrekkig, gammel.
“Als hij thuis kwam moest hij zijn moeder helpen, die meer en meer kramakkelijk werd”. De Meyere R. Schavak (1909).
Kijk uit met die “kramakkelijke” ladder!
In Antwerpen spreken we van “krammakkelijk”
uitglijden, uitritsen
ook in prov. Antw.
Woordenboek der Nederlandsche Taal: 5.(Brabant) Van personen: uitglijden, z’n evenwicht verliezen.
Zie waar dat ge loopt want het heeft gevrozen, ge rijst uit op die gelettige stenen.
toen, op dat ogenblik, dan
Antwerpen: toengs
Antwerpse Kempen: toens, tuns
Oost-Vl.: toens, tons
Woordenboek der Nederlandsche Taal:. Toens, in het brabants en vlaams in denzelfden zin als, en naast ‘toen’
“Toen, of Toens, adv. In dien tijd, des roches (1769).
“Veel menschen … Hebben my sterckelyck belaecht: In den Naem Godts was toens mijn sprake” van der noot (± 1580)
Daar is toengs wel sprake van geweest, maar er is niks van in huis gekomen. (huis, (n)iets van in ~ komen)
“En wa’ gebeurde der toens?” Cornelissen-Vervliet (1903).
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.