Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wijzigingen door de Bon

    bobijn
    (de ~ (v.), ~en)

    spoel voor garen, garenklos, spoelklos, klos

    Van Dale online: Belgisch-Nederlands

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Bobijn:
    - garenklosje, al of niet met garen omwonden. Thans alleen in Zuid-Nederland.
    < Het woord is vroeg ontleend aan Frans bobine ‘spoel’ (1544); het heeft de diftongering van – ? – naar – ij – meegemaakt.

    Zet het bobijntje bovenop het naaimachien voor ge begint.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 25 Jun 2016 16:17
    9 reactie(s)

    blaffetuur
    (de, het ~ (v.), ~en, ~s)

    rolluik, of luik dat voor de venster kan worden gedraaid, vensterluik

    Woordenboek der Nederlandsche Taal:
    Waarschijnlijk van Romaanschen oorsprong
    Thans nog in Oost- en West-Vlaanderen: een vensterblind dat naar binnen opengaat. De Bo (1873)
    ook in Brabant is het een vensterluik, vensterblind (Corn.-Vervl.)

    Etymologie van dit woord: “blaf” kan verwijzen naar het (oud)duits “bleek” (blaß)- , “tur” is een deur. In vroegere tijden werden perkamenten luikjes aangebracht voor de vensters om het zonlicht of de tocht tegen te houden. Het perkament had een bleke, vale kleur. Vandaar de combinatie blaf-tuur, nl. oorspr. een bleek deurtje. Nu verwijst het naar de luiken voor een venster. Deze hebben eveneens de vorm van een deur. In Nederland noemt men dit “shutters”.

    zie ook persienne

    En vergeet de blaffeturen niet dicht te doen als het donker wordt.

    De blaffetuurs zijn open, de zon knuffelt mij met haar warme stralen.

    Doet die blaffetuur eens dicht, anders word ik morgen te vroeg wakker door het licht.

    In de zomer sluit ik meestal mijn blaffeturen.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 25 Jun 2016 16:16
    9 reactie(s)

    voorschoot
    (de ~ (m.), ~en)

    schort
    zie ook voorschoot, een ~ groot

    Antwerps: verschoet en verschoei (meerv. verschoeien)
    Kempen: veuschoot, veuschoet, veschoot; mv.: veuschoeës, veuschoeën, veuschoeien

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: voorschoot: vrouwenschort: kleedingstuk dat de vrouw bij het werk draagt om haar kleeren tegen vuil te beschermen, bep. bestaande uit een stuk (katoenen, linnen, wollen e.d.) stof dat met banden om het middel wordt bevestigd en vandaar van voren over den rok neerhangt. In burgerdrachten van vroeger en in regionale drachten ook algemeen als onderdeel van de alledaagsche dracht beschouwd; schort; boezelaar. Nog een gangbare dialectterm in Vl.-Brab., Antw., N.-Brab. en O.-Vl. (daan en winnen). In meerdere dial. is de r aan den volgenden sch geassimileerd en ontmoet men vormen als vooschoot, veuschoot, vusschoot.
    Meervouden:
    Aarschot: voschoeden (verzwakking t > d), voschoeren, voschoejen, voschoes (Pauwels)
    Antw.: veurschooën naast veurschooten, verkl. veurschooken (Corn.)
    Het woord heeft in de alg. taal (voor 1921) een dubbel genus, zij het in tegenst. tot dat woord: m. en onz. Het oudst aangegeven genus is in ieder geval het m. Vanaf (1691) duikt dan het onz. op. In dialecten in het Z. is het m. geslacht het gangbare.

    Vroeger moesten meisjes op school altijd een geruiten voorschoot aan.

    Eenen blauwen oft witten lynen voorschoot, Gesch. v. Antw. 2, 647, Brabant, 1300-1450 (uit een inventaris der 16de eeuw). (MNW)

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 25 Jun 2016 16:15
    9 reactie(s)

    kwistenbiebel
    (de ~ (m.), ~s)

    1. losbol, lichtjes op zijn kop gevallen niet ernstig te nemen persoon
    2. kwibus, kwiet, kwiebel, kwieten
    soms ook bistenkwiebel

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: kwistenbijbel
    Uit wvl. kwiste `ruzie’ en bijbel (?): (W.-Vl.) Ruziezoeker.
    Van de Vyvere bekeek hem eens, als wou hij zeggen: ”Hela, kwistenbiebel, braaf zijn, hein! Of anders …” En De Jaegere was braaf, en bij de naamafroeping stemde hij, de eerste van de heele kamer: Jaaa! De West-Vlaming 6 Dec. 1930, 10 c.

    1. Zie die kwistenbiebel daar nu eens bezig! Hij is bezig de straat proper te maken met handborstel en vuilblik.

    2. Hela kwistenbiebel, ge houdt het schilderij op zijne kop!

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 25 Jun 2016 16:14
    6 reactie(s)

    pekelteef
    (de~, (v), ~ven)

    tang van een vrouw
    zie ook: pieketijn

    ook in Antw. & de Kempen

    Van Dale 2012 online:
    (niet algemeen, scheldwoord) gierige vrouw

    Woordenboek der Nederlandsche Taal:
    Pekelheks, Pekeltang, Pekelteef, gierig, vrekkig wijf (Cornelissen-Vervliet (1899))

    Hij ligt danig onder de sloef, zijn vrouw is een echte pekelteef.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 25 Jun 2016 16:13
    4 reactie(s)

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.