Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
werken
Woordenboek der Nederlandsche Taal:
Modern lemma: trafakken
— TRAVAKKEN —, Bargoense vervorming van frans travailler, hoofdzakelijk in Zuid-Nederl. in gebruik, en aldaar ook in sommige dialecten opgenomen. Vergelijk voor den vorm dial. hd. trawaklen ”angestrengt arbeiten”
Mendag is de vacance om en mutte we wee gaan travakke.
bord, ook telloor, teljoor, taljoor
soorten: diepe (soep-) en platte talloren
etymologie: “Het eerste voorkomen was in 1441 in de betekenis ‘schotel, vooral dienend voor het snijden van vlees’. Het woord gaat terug op het Franse tailloir ‘hakbord’; het wordt in Nederlandse dialecten ook gespeld als taljoor.” (N. van der Sijs (2006), Klein uitleenwoordenboek) Verwant met het Duitse “Teller”: mittelhochdeutsch teller, telier, aus dem Romanischen, im Sinne von »Vorlegeteller zum Zerteilen des Fleisches« zu spätlateinisch taliare?= spalten, schneiden, zerlegen, zu lateinisch talea?= abgeschnittenes Stück (Duden on line)
Woordenboek der Nederlandsche Taal:
gewestelijk ook m. en vr., mv. teljoren. Daarnaast taljoor (in meer fransche spelling tailloor enz.); telloor, talloor, in een groot deel van Brab. en in het Land van Waas; talloore (vr.), in ’t Z.-O. van Vlaand.; teljer, bij schuerm. (1865-1870). In ’t Westvl. is een vr. taljoore, teljoore.
Bord, schotel, waarop vleesch wordt voorgesneden (in dezen zin lang verouderd); vervolgens, en dit is reeds in ’t Mnl. de gewone bet.: tafelbord, etensbord, bord.
Ik heb alles op mijn talloor opgegeten.
Hij heeft zijn talloor opgeten.
Neem eens een talloor uit de kast! We gaan eten.
dom, onhandig iemand
ook in Hageland, Vlaams Brabant
in Antwerpen: scheldwoord voor onnozelaar, scharminkel
Leuven: matteko
Halle: mettekou
Vlaamse Ardennen: martiko
Mechelen: onnozele, onnozelaar, onhandig iemand
Niel: mettekoo: rug
Woordenboek der Nederlandsche Taal:
“Modern lemma: marteko
ook wel martiko, znw. m.
In Z.-N. een naam voor den aap, en zooals De Bo (1873) opmerkt, bepaaldelijk voor het jong van den aap. Mocht men dus denken aan een diminutief, dan moet men wel vragen of Marteko een verkl. zou kunnen zijn van Martijn (bij Kiliaan (1588) ook Marte), vanouds een naam van den aap (…) maar een vorm martico is in het Fransch niet aangewezen.”
Marticot bestaat niet in het Frans, maar wel in het Waals waar het makaak (Macaca) betekent (Waalse wikipedia).
Als ge drie keer zout op de patatten doet, zijt ge toch wel nen echten metteko!
kalf, lomperik
zie ook meutte, meute, moette
Woordenboek der Nederlandsche Taal:
Een in Zuid-Ned. gewone naam voor een zeer jong kalf; wellicht is dit woord gevormd met het suffix ‘îna’, dat dikwijls voorkomt in namen van jonge dieren, waarbij men echter het onz. geslacht zou verwachten.
- “De muttekes staan in hun stal” De Cock en Teirl. Kindersp.(1902).
- Oneigenlijk, een klein kind; een dommerik, een sul (…)
- Samenst. Muttenstal (Joos (1900-1904), meuttentuischer, ”schacheraar in kalven” (Corn.-Vervl.)
Welke mutten heeft dat nu weer uitgevonden?
Inne minne mutten
10 pond grutten
10 pond kaas
inne minne mutten is de baas
schrikachtig
om van te verschieten, om van te schrikken
ook: vlug verschieten
zie ook verschietelijk
Woordenboek der Nederlandsche Taal: (Vl.-België). De neiging hebbend gauw te schrikken, ontsteld te raken, bang te zijn. Ook van paarden.
Dat spookhuis was niet zo verschietachtig.
Onze Jeroen is heel verschietachtig. Hij laat regelmatig iets vallen van ’t verschieten.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.