Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
iemand bezig houden
zie ook: wiggel, in de ~ houden, wiggeling, in de ~ zijn, wiggelen
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Wiggel, het wiggelen, het heen en weer gaan. Steeds in verb. in eenige nuances. Gewestelijk.
> In, aan, op den wiggel zijn, blijven, bezig, in de weer zijn, blijven.
> (Iem.) aan den wiggel houden, (iem.) bezig houden, inz. in den zin van: (iem.) aan het lijntje houden; met looze beloften paaien.
> In den wiggel zijn, op handen, op til zijn; staan te gebeuren.
Ons dochterke van 11 maanden houdt ons van ’s morgens tot ’s avonds aan de wiggel.
Van Dale online: niet algemeen, idioot
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Simpelaar: onnoozele, in Zuid-Nederland.
Urbanus is toch ne simpelaar!
”Meende hij met een simpelaar te doen te hebben dat hij hem met een andere wilde paaien?” (stijn streuvels, Minneh. 2, 97, 1903). (WNT)
speeksel
zie ook: moederkeszalf, speek, spiksel
Woordenboek der Nederlandsche Taal:
znw. m. Het zelfst. gebruikte klanknabootsende woord tuf voor het geluid dat men bij spuwen maakt.
In het antw. -brabantsche en in het gebied van Deventer.
(Schuermans (1865-1870), V. Schothorst (1904), De Bont (1958)).
1. Speeksel: Doet er wat tuf aan, Corn.-Vervliet (1903)
2. Het eenmaal spuwen: Veur elken tuf krijgde ’en klets, stoute jongen! Corn.-Vervl. (1906).
Als een kind valt, doen we wat ‘tuf’ aan de knie, dan is het rap genezen.
of tengel, netel
zie ook: tingelen, melktengel
ook in NW van W-Vl.
Woordenboek der Nederlandsche Taal: tengel, gewoner tingel: het zal dan oorspronkelijk als ”steker” bedoeld zijn en een naam voor de plant zijn geweest. Alleen in Z.-Nederl. bekend. Gesleypt door tinghels, distels ende haghen. (1590)
Als je langs de graskant gaat, pas maar op voor de tingels, want ze kunnen stekken.
nekvel, kraag
Van Dale 2016 online: BE, niet algemeen
Woordenboek der Nederlandsche Taal: znw., o., Duits: schabernack
het eerste lid is ohd. -scabarôn, verwant met schaven, het tweede lid is mhd. nac, nek. De oudste betekenis kan zijn die van ruige pelsmuts “nekkrabber”. De andere betekenissen hebben zich ten deele door verwisseling met of onder den invloed van andere woorden ontwikkeld.
De meester pakte de deugniet bij zijne schabbernak.
In Brugge: bij de kraag van zijn schabbe.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.