Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Die koerscommentatoren beginnen om langs om Hollandser te spreken… Eentje zegt er gans den tijd “de juni-jore” ipv “de zjunjoren” en het komt mijn september-oren uit.
De ‘is’ in de voorbeeldzin moet eigenlijk ‘hè’ (‘heeft’) zijn. Die ‘hè’ is een werkwoordsuitgang en bevat dus vóór een medeklinker een in West- en Oost-Vlaanderen onuitgesproken ‘d’, die voor stemverlies van eerder vermelde medeklinker zorgt. “Hij hè zijn schuppe afgekuischt” klinkt daardoor in bepaalde dialecten exact hetzelfde als “Hij is zijn schuppe afgekuischt”. Bij ‘afgekuist zijn’ zou er enkel een onderwerp kunnen staan (‘hij’), maar omdat de schup er als lijdend voorwerp staat, moet het ‘afgekuist hebben’ zijn.
Volgens sommige taalverbeteraars (ahum) zou het meervoud ‘kotten’ moeten zijn en mag ‘koten’ niet. Dat houdt echter weinig steek:
- ‘Kot’ is in de meeste betekenissen specifiek Vlaams, en wordt in de andere betekenissen eigenlijk niet gebruikt in spontaan modern Nederlands, dus welk meervoud een Nederlandstalige eraan zou geven is van even groot belang als hetgeen dat een Arabischtalige ervoor zou gebruiken, compleet irrelevant dus.
- T’akkoord, ge zegt “ene pot, twee potten”, maar ge zegt wel “ee schot, twee schoten” (n.b. net als ‘kot’ een onzijdig woord), net zoals dat ge “een kat, twee katten”, maar “ee gat, twee gaten” (n.b. ook onzijdig) zegt. Het is dus bijzonder moeilijk te beargumenteren dat het meervoud ‘koten’ onlogisch zou zijn.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.