Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
1. vol: een zaal, stadion, ruimte, …
staat ongemarkeerd in Van Dale 1995
2. voluit, volop, volledig open (bv. snelheid, geluid, …)
zie ook volle petrol, volle jambon, gas, volle ~, petrol, volle ~
Als er ene in een rijdende discobar, de boenken-boenken vollen bak en de raampkes open, voor het rood licht show staat te verkopen, zijt er dan maar gerust van dat em een klein pietje heeft.
Dat is toch wel het toppunt van energieverspilling: de chauffage vollen bak open en de ramen ook wagenwijd open.
Telenet reclamefolder: Vollenbak vooruit met Whoppa.
blogspot.com: De volgende ochtend zijn we om 4u uit ons bed gekomen, het was vollenbak aan ’t sneeuwen en er lag ook al een dik pak sneeuw.
(plechtig) inwijden, in gebruik nemen (v. gebouwen, kunstwerken, installaties e.d.)
Van Dale 2015 online: Belgisch-Nederlands
(in Nederland worden enkel personen, bv. een vorst, een burgemeester, ingehuldigd)
Frans inaugurer
Het kunstwerk, het schooltje, de nieuwe rotonde (pardon: het nieuwe rond punt), de brug, de buurtbank, het herdenkingsmonument, het park, het vernieuwde verkeersbord … allemaal (ooit wel eens) officieel ingehuldigd!
te kennen geven dat er iets of iemand te min is.
Standaardtaal: ‘voor iemand of iets’ zijn neus optrekken
met minachting bejegenen, te min achten (Van Dale)
Van Dale 2013 online:(gewestelijk) ontevreden, misnoegd, teleurgesteld zijn
Ons moeder zaliger, had ooit eens bij de fritten een spiering kotelet gebakken. Onze vader trok zijne neus op en smeet het stuk vlees terug in de pan. Het was te min voor meneer omdat het gene paardenbiefstuk was.
Ge moet uwe neus zo niet optrekken. Als het u niet aanstaat gaat dan maar ergens anders waar dat het beter is.
Dat is toch ne malcontente mens. Heelder dagen loopt die met opgetrokken neus rond alsof em stront riekt (stront rieken).
(verouderd)
soort, aard
zie ook aartjoen, artsoen
WNT: aartsoen:
1) Aard, slag, soort. Nog in het westvlaamsch (de bo 1873).
Door v ledicheyt alle dinck te quist gaet Ghy sijt een slecke van luyen aertsoene, Antw. Sp. 252 (1562)
2) Als collectivum: de menschen van een bepaalde soort. Vervolgens ook: iemand van een ongunstige soort. Niet meer in gebruik.
Ze heeft 2 linkse handen en ze is eigenlijk van luie aartsoen.
(verouderd)
van het goede ras of van hetzelfde ras zijn
zie ook aartsoen, aartjoen
WNT: artsoen
In het Westvlaams ook a(a)rtjoen (Schuermans 1865-1870; De Bo 1873). Het heeft daar ook pregnante bet.: van ’t artsoen of artjoen wordt gebezigd in den zin van: van het goede — of van hetzelfde ras (De Bo 1873).
Kiliaan: aerdsoen
“Die tarwe is van een goed artsoen. Een slecht artsoen van boonen.” De Bo (1873)
“Dat is en vies artsoen van volk, van meschen.”
“Hij is van ’t artsoen (hij is van ’t ras, hij is van ’t bloed, hij heeft denzelfden aard als zijne ouders).” De Bo
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.