Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wijzigingen door de Bon

    bak
    (de ~, (m.), geen mv)

    het bakken
    meestal in samenstellingen: zie wafelenbak, pannenkoekenbak, koekenbak

    Van Dale 2013 online: Belgisch-Nederlands, spreektaal

    WNT: Het bakken; in Noord-Nederland niet in gebruik.
    Den bak leeren. Hij kent wel den bak, De Bo (1873)
    - het baksel: in toepassing op door bakken bereide spijzen.
    Koekebak, taartebak, wafelbak (De Bo (1873))

    Den bak had succes dees jaar. Volgend jaar terug wafelen en pannenkoeken?

    Is den bak gelukt?

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 07 Feb 2018 00:49
    0 reactie(s)

    bak
    (de ~ (m.), ~ken)

    krat

    < ontleend uit het Waals: bac de bière

    Van Dale 2013 online: Belgisch-Nederlands

    Ik heb een bak trappist gekocht.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 07 Feb 2018 00:48
    0 reactie(s)

    eclair
    (zn. m., ~s)

    langwerpig met pudding gevuld gebak bestreken met chocolat of mokka
    NL: een roomsoes

    diminutief: eclairke(s) (eeklerrekes)
    zie ook sjoeke

    Van Dale 1995 in België

    ’s Zondags na de pistolets nog een eclairke met een taske koffe als toetje, meer moet dat niet zijn.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 07 Feb 2018 00:32
    0 reactie(s)

    buizen
    (ww. buisde; is, heeft gebuisd)

    niet geslaagd zijn, onvoldoende halen, flessen

    definitie ANW: buizen
    1. ((vooral) in België)
    een onvoldoende krijgen voor een examen; zakken
    buizen
    2. ((vooral) in België)
    iemand laten zakken voor een examen; iemand een onvoldoende geven

    < Afleiding van het zn. buis in de uitdrukking iemand zijn buis geven ‘hem afzeggen, een blauwtje laten lopen’, een buis krijgen ‘zakken (bij examens)’, meestal opgevat als een afleiding bij het werkwoord buizen ‘slaan’, een nevenvorm van buischen ‘slaan, kloppen’ (1573; Woordenboek der Nederlandsche Taal), (mhd. biuschen ‘id.’).

    vgl. buisvak; buizer

    Ik ben gebuisd op aardrijkskunde.

    “buizen, gebuisd worden ‘zakken’” (1865–70; Schuermans)

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 07 Feb 2018 00:26
    2 reactie(s)

    raweuzze
    (de ~, geen mv, m znw)

    klein verwilderd struikgewas

    < waarschijnlijk een betekenisverschuiving van rouwage: van rouw (een bijvorm van ruw) en het achtervoegsel -age.
    Bij Kiliaan: rouwagie, ruychte
    Tuerlinckx: Ruigte, ”onbewoonde met distels en boomen begroeide grond of streek”
    Cornelissen-Vervliet:
    - ”Ruigte, verzameling van ruwen afval”
    - ”Vuiligheid, bladeren, takken, slijk” vb.: De gracht zit vol rouwage, Cornelissen-Vervliet (2004).

    vergelijk rawwenis (= rouwenis)

    Gaat ge zaterdag mee de raweuzze afkappen in dat bos? Het is niet meer om door te lopen.

    Regio Antwerpse Kempen
    Bewerking door de Bon op 06 Feb 2018 14:56
    0 reactie(s)

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.