Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
het bakken
meestal in samenstellingen: zie wafelenbak, pannenkoekenbak, koekenbak
Van Dale 2013 online: Belgisch-Nederlands, spreektaal
WNT: Het bakken; in Noord-Nederland niet in gebruik.
Den bak leeren. Hij kent wel den bak, De Bo (1873)
- het baksel: in toepassing op door bakken bereide spijzen.
Koekebak, taartebak, wafelbak (De Bo (1873))
Den bak had succes dees jaar. Volgend jaar terug wafelen en pannenkoeken?
Is den bak gelukt?
krat
< ontleend uit het Waals: bac de bière
Van Dale 2013 online: Belgisch-Nederlands
Ik heb een bak trappist gekocht.
langwerpig met pudding gevuld gebak bestreken met chocolat of mokka
NL: een roomsoes
diminutief: eclairke(s) (eeklerrekes)
zie ook sjoeke
Van Dale 1995 in België
’s Zondags na de pistolets nog een eclairke met een taske koffe als toetje, meer moet dat niet zijn.
niet geslaagd zijn, onvoldoende halen, flessen
definitie ANW: buizen
1. ((vooral) in België)
een onvoldoende krijgen voor een examen; zakken
buizen
2. ((vooral) in België)
iemand laten zakken voor een examen; iemand een onvoldoende geven
< Afleiding van het zn. buis in de uitdrukking iemand zijn buis geven ‘hem afzeggen, een blauwtje laten lopen’, een buis krijgen ‘zakken (bij examens)’, meestal opgevat als een afleiding bij het werkwoord buizen ‘slaan’, een nevenvorm van buischen ‘slaan, kloppen’ (1573; Woordenboek der Nederlandsche Taal), (mhd. biuschen ‘id.’).
Ik ben gebuisd op aardrijkskunde.
“buizen, gebuisd worden ‘zakken’” (1865–70; Schuermans)
klein verwilderd struikgewas
< waarschijnlijk een betekenisverschuiving van rouwage: van rouw (een bijvorm van ruw) en het achtervoegsel -age.
Bij Kiliaan: rouwagie, ruychte
Tuerlinckx: Ruigte, ”onbewoonde met distels en boomen begroeide grond of streek”
Cornelissen-Vervliet:
- ”Ruigte, verzameling van ruwen afval”
- ”Vuiligheid, bladeren, takken, slijk” vb.: De gracht zit vol rouwage, Cornelissen-Vervliet (2004).
vergelijk rawwenis (= rouwenis)
Gaat ge zaterdag mee de raweuzze afkappen in dat bos? Het is niet meer om door te lopen.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.