Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
steenkool
< Frans houille XVIe eeuw, ‘oille’ < Waals hoye < oud Luiks hulhe < Frankisch hukila = kluit, hobbel, hoop ( Acad. franç.)
Vroeger verwarmden de mensen hun huizen bijna uitsluitend met hoellekachels.
een rij
dim. hulleke
WNT: hul, hil, hulle, hille
Uitstekende groep van bijeenstaande dingen (De Bo (1873)), hoopje. In de Westvlaamse volkstaal nog een gewoon woord.
Een hulleke huizen.
ondoorzichtige maillot
Van Dale 2014 online: Belgisch-Nederlands
Tijdens het skiën draag ik een kousenbroek onder mijn skipak.
(verouderd)
soort, aard
zie ook aartjoen, artsoen
WNT: aartsoen:
1) Aard, slag, soort. Nog in het westvlaamsch (De Bo 1873).
Door v ledicheyt alle dinck te quist gaet Ghy sijt een slecke van luyen aertsoene, Antw. Sp. 252 (1562)
2) Als collectivum: de menschen van een bepaalde soort. Vervolgens ook: iemand van een ongunstige soort. Niet meer in gebruik.
“Die tarwe is van een goed artsoen” De Bo (1873)
vlijtige student
Van Dale 2018 online: BE
Zijn leven lang bleef hij een zoekende geest, een studax, zoals ook blijkt uit dit gedicht, wellicht zijn bekendste. (kuleuven.be)
De oudste zoon was een studax, u leest zijn verhaal in een volgend hoofdstuk, en de jongste baby werd directeur van een bankinstelling te Waregem waar hij nu nog woonachtig is. (De witte veer. Honderd jaar duivensport – Edward Baeten)
Valeer was een studax, een pedagogische-filosofische boekenwurm, die zich uren-dagen-jarenlang met ontoombare gulzigheid een weg beet in zijn letterzware, stapelhoge privé-bibliotheek. (seniorpix.be)
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.