Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
1. hiel van de voet of kous
2. van paarden: het achterste deel van den hoornwand van den hoef.
ook: verzen, verzenen, vessem, ves/vers, vas
Middelnederlands: versene.
Vgl. Duits: Ferse = hiel, hak
hoofdzakelijk in Brab/Antw (vessem) en Limb (vas)
Woordenboek der Nederlandsche Taal: bij verzen
Als lichaamsdeel van pers.: hak, hiel; soms ook specifieker: hakpees, hielpees.
Paarden: Gewest. in Brab. als ben. voor deelen van den paardenvoet zooals vetlok, koot of ter aanduiding van den hoef zelf.
1. Sokken strikken is niet moeilijk, alleen de vars is wat ingewikkeld.
2. Komt ook voor in een bakerversje: .. hophophop… ’t paard scheet op zijn varsen….
exploiteren
zie ook uitbater, uitbaatster, uitbater, de kleine ~
In Belgisch-Nederlands is uitbaten neutraal, in Nederland wordt het alleen gebruikt om een ironiserend of soortgelijk effect teweeg te brengen. (vrt taal.net)
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Jong Vl.-Belg. purisme voor fr. exploiter; vervolgens ook in N. Ned. (in de bet. 2)), m.n. ter vermijding van uitbuiten, dat ongunstiger associaties oproept.
1. M. betr. t. een bezit, een handel, een zaak: bewerken, beheeren met het doel deze productief, winstgevend te maken; exploiteeren.
2. Benutten, zooveel mog. voordeel trekken uit —, tot nut of voordeel aanwenden.
Mijn gebuur baatte vroeger een frituur uit.
stilletjes hetzelfde zeggen, goedkeuren, steunen
< meevooizen < vooizen < voois < Middelnederlands vois < Oudfrans voiz (Frans voix) (bron:
Woordenboek der Nederlandsche Taal)
In heel die kwestie zal de penningmeester natuurlijk meevooizen met de voorzitter.
Tijdens het gesprek voeisde de Pol maar wat mee met zijn vrouw.
Die gatkruiper voeist altijd mee met den baas.
zeer moeilijk, lastig
Woordenboek der Nederlandsche Taal: in Zuid-Nederland niet ongewoon. Een weg is bot om (te) gaan, als hij b.v. hobbelig en knorrig is, of smodderig en glad. Een geschrift is bot om lezen. Een boek is bot om begrijpen. Zware kloefen zijn bot om te gaan. Ik heb dezen nacht een botten (d. i. lastigen) droom gehad. Dat zijn botte appels (moeielijk om behandelen), de bo 1873
Wel, vroeg moeder aan Jantje, heb je alle vragen kunnen beantwoorden? Ba nink, zei de kleine, ze waren veel te bot.
fluitje
Woordenboek der Nederlandsche Taal: schuifelet
— SCHUIFLET —, znw. onz. In aansluiting bij Schuifelen vervormd uit Frans sifflet. Thans nog in West-Vlaanderen.
Fluit.
Schuyfflet, siflet. Fistula, bij Kiliaan.
- “Zij ghaven alhier ende daer … schuffeletten aen de kynders”, Van Male bij De Bo (1859).
- “De jongens maken schuifeletten van wilgetwijgen, enz.” “Het kind blies gedurig op zijn schuifeletje”, De Bo (1873).
Leiestreek: schuiferling, skuferling
Vlaamse Kust: schuifelet
West-Vlaanderen: schuuflette, schuflet
werkwoord: schuifelen, schuffelen
Een plastieken schuifelet
De champetter blies op zijn schuifelet.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.