Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Wees welgekomen | Willekeurig | Top woorden | Recent
De onderstaande reacties zijn de laatst toegevoegde reacties op termen in ons woordenboek.
kul + Baptiste ?
In het verleden was Baptiste, uitgesproken Batist, een populaire jongensnaam. Daarom komt kulbatist misschien van een Batist (een man in het algemeen) die altijd kul verkoopt of kult. In de aard van de drol van Janus, pietsnot, janlul, gechareld, gejost, enz.
Ik denk niet dat het komt van culbuter omdat vroeger de mensen dit woord niet kenden. Kul + batist sluit ook beter aan bij de betekenis.
Mijn ‘etymologie’ is ook maar een veronderstelling :)
http://www.deredactie.be/cm/vrtnieuws/wetenschap/1.1874892
Ondertussen is het bewezen dat het voor kinderen even gemakkelijk is om volzinnen en gewone eigentaalse woorden aan te leren.
Ouders die zo verstandig zijn om daar zelf op te letten zullen hun kinderen sneller een degelijke omgangstaal zien leren, ook op school.
Dat hebben de Kempen en de Limburg gemeen: een ter ziele gegane nijverheidstak of industrie. In beide gevallen hebben de arbeiders er vooral een stoflong aan overgehouden. In beide gevallen behoort een uitgebreid vakjargon tot het erfgoed. En in beide gevallen wordt er met veel respect en fierheid op teruggekeken en over gesproken, want iedereen in de streek had wel iemand in de familie die er zijn boterham mee verdiende. In beide gevallen is de grondstof hetzelfde: koolstof.
Bloedneus behandeld
Mijn moeder leed als kind veel aan neusbloedingen. Mijn grootvader bracht haar naar het klooster in Hoogstraten om haar te laten overlezen door een pater. Dat gebeurde, mijn grootvader betaalde de sjaman dertig frank voor zijn werk en kreeg dan nog een roodgeverfde zijden draad die zijn dochter moest beschutten voor de kwaal van neusbloedingen. Antwerpse Kempen in de jaren dertig van de vorige eeuw.
mijn beste Grognard,
diamantairs zijn zakenlieden die in diamant handelen, meestal geslepen diamant die reeds gemonteerd is in juwelen zoals ringen, oorringen, halskettingen… Klievers, zagers,snijders, verstelders en slijpers waren werklie die vroeger in miserabele omstandigheden de steentjes moesten polijsten die later het lichaam van rijke madammen zouden versieren. De slijperijen of “fabrieken” zoals ze meestal genoemd werden waren meestal miserabele betonnen hokken, verwarmd met een kolenkacheltje, en zonder enige vorm van modern sanitair. Er was geen afzuigsysteem (gelieve geen grapjes te maken please) en heel wat slijpers zijn gestorven aan stoflong voor ze gepensioneerd geraakten. Mensen moesten hun eigen “inschrijvingsgeld” betalen, zoals dat toen genoemd werd, dat wil zeggen: de baas verhaalde hun sociale zekerheid op de lonen. En dat heeft geduurd tot in de jaren zeventig. Toen de boel “geregulariseerd” werd stierf de diamantnijverheid grotendeels uit en verdween ze naar India en Zuid Afrika, waar, zoals bekend, de werklie ook echte “diamantairs” zijn. Wat er van overschiet in Antwerpen is niet veel, het is vooral specialistenwerk, echte toptechnologie. Maar diamant bewerken is al lang niets meer voor gewone arbeiders in de Kempen.
zeer juist Rodo!
Namen van lichaamsdelen zijn somtijds zodanig oud dat ze van vóór de splitsing in Europese taalfamilies dateren en dus Indo-Europees zijn. Bak is er daar voorzekerst een van. ‘Hoofd’ en ‘caput’ zijn hetzelfde. De eerst Germaanse klankverschuiving veranderde k in ch en p in f. ‘kapet’ werd ‘chafet’ en vandaar verder naar hoofd. Frans ‘jambe’ is verwant aan ‘hoef’ (Grieks ‘kampè’), en dat is ook verwant aan het Schots voor voet: ‘cos’. ‘Been’ in het Perzisch bijvoorbeeld is ‘leng’, duidelijk verwant aan ‘leg’ en aan Latijn ‘lacertus’ ofte arm.
Om maar te zeggen dat ge, als ge ver genoeg teruggaat, altijd wel een oeroude stam vindt waaruit de woorden voor dergelijke essentiële dingen in den beginne zijn ontsproten, overheen de hedendaagse Indo-Europese taalfamilies.
Èns dat, in Limburg, maar het betekent daar toch meer: ooit als’.
fansy, een kameraad van mijn vader was een kliever en dat is, zoals Marcus zei, niet hetzelfde als zager of snijder. Het is bovendien Vlaams, want in Nederland is het diamantklover. Voer het gerust in.
inderdaad
Ik wou dat alleen maar even beklemtonen met een andere formulering en een bijkomend element: de Latijnse achtergrond.
dretselen
ook dretselen
Die twee vriendinnen dretselen graag in de winkelstraten
Maar er staat toch in het artikel dat “bakhuis” niet den oorsprong is? “schijnbaar hersteld zal zijn tot dien gewaanden juisten vorm bakhuis.”
bakkes is geen "bakhuis"
Blijkbaar is het de etymologen altijd ontgaan dat het woord bakkes wel eens verwant zou kunnen zijn met het Latijn “bucca”, het Italiaans “bocca”, het Spaans “boca” en het Frans “bouche”. Wang is in het Duits “Backe”: denk hierbij aan “bakkebaarden”.
Ik heb die uitleg van dat “bakhuis” nooit zien zitten en denk dat dit niet meer of minder dan volksetymologie is. Een bakhuis bestaat natuurlijk wel, omwille van het brandgevaar werd de oven in een afzonderlijk gebouwtje ondergebracht.
In vele dialecten zegt men “bakhuus” of “bakhoes”, wat de verdoffing tot “bakkes” zou kunnen verklaren.
In NL word het minder gebruikt en is het vooral komies bedoeld om te zeggen hoe iemand op een plaats terecht is gekomen.
Meestal met ‘worden’ vervoegd. Vb: Hij werd geparachuteerd als burgemeester.
Uw vbzin is Vlaams, het zou in
NL niet zo gezegd worden.
Het lemma is OK.
parchuteren als methodiek
Het klopt dat “vriendjespolitiek” AN is, ik had er naastgelezen in VD. Als compensatie heb ik even een vaste techniek van de vriendjespolitiek opgevoerd: het “parachuteren” van vriendjes. Staat niet in mijn uitgave van VD, maar dat sluit niet uit dat het ook in Nederland gebruikt wordt. In Vlaanderen heb ik het al herhaaldelijk gehoord.
Alles wat ik van de branche weet is het verhaal van een verkoper in een diamantzaak die ervandoor ging met de hele voorraad ‘steentjes’.
In een boterhamdoos.
Naar een warm land.
klieven en zagen
Dan was uw zuster een heel bekwame madam, want klieven (of kloven) is een hele kunst. Het komt er hierbij op aan om de ruwe diamant met de hand te splijten in bewerkbare delen waarbij de natuurlijke structuur van de diamant (de “was”) gevolgd wordt. Vergelijk het met het klieven van een blok hout. Niet alle diamant kan zo verdeeld worden en dan gaat men hem in stukjes zagen.De bewerkbare stukjes brut worden dan eerst door de snijder een ronde vorm gegeven, waarna hij dan kan geslepen worden. Er zijn dus verschillende bewerkers in de keten: kliever of zager, snijder en slijper. Vroeger werd de steen voor het slijpen nog met een soort soldeersel op een dop geplaatst – een “solduurdop” – door een “verstelder”, maar die techniek behoort tot de technologische prehistorie. Dit is het dan in een notedop voor wat ik er van weet.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.