Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
vast zetten, in verlegenheid zetten
WNT:
bnw. Waarschijnlijk verwant met stroppen. Uit het begrip van vóór een doorgang zich samenpakken of tegengehouden worden, niet verder kunnen, zal dat van in verlegenheid verkeeren zijn voortgekomen.
Het woord is met name in ’t Antw. in gebruik.
Ik zit strop van geld, Corn.-Vervl.
Hij maakte veul praat, maar ik zetten ’em strop, Ald.
Belgacom had mij in de week strop gezet. Ze zeiden dat ze de kapotte b-box kwamen vervangen maar ze zijn niet geweest. Dus kon ik geen tv meer zien.
In ’t schoon Vlaams noemen ze die boom een lijsterbes. In ’t Duits zeggen ze ook ‘eine Eberesche’.
WNT: Haveresch
Een naam voor de lijsterbes of kwalsterboom, Sorbus aucuparia (zie b.v. Dodon (ed. 1608).
Het tweede lid is misschien de boomnaam esch (wegens overeenkomst in den vorm der bladeren?).
Het eerste heeft stellig wel met haver niets te maken.
- Hauer-essche. Fraxinus bibula, sorbus siluestris, Kiliaan (1599).
- Haveressche, kwalsterboom, De Bo (1892).
Een haveres krijgt in ’t najaar van die rode bollekes.
Een euzzel heet in het Nederlands “veerunster” of “weeghaak”. Het weegtoestel bestaat uit een verticale behuizing met schaalverdeling, waarin zich een veer bevindt. Aan de onderkant zit een haak, waaraan men het te wegen voorwerp kan ophangen. Door het gewicht van de vracht rekt de veer uit en is het gewicht op de schaalverdeling af te lezen.
< variant van unsel, ussel, euzel, einsel, enz. < van het Middelnederlands unce, once, ons
Hangt da maar eens aan den euzzel, dan weet ge direct hoeveel dat het weegt.
Een afgevallen appel die gebruikt wordt om appelspijs voor vlaaien mee te maken.
WNT:
groote witachtige appel, ook weitebrood geheeten.
Dirkappelen …, witappelen …, koekappelen …, geelappelen, Uit een veilingsber. (Sept. 1933, N.-Brab.; zie ook Cornelissen-Vervliet).
Ik heb wel twee emmers koekappelen geraapt.
Een lomperik of een simpele ziel.
verbastering van koekkapper
vgl kloefkapper
WNT: koekkapper
onhandig persoon, prutser
< Koekkappen (Kuipers, Corn.-Vervliet, Joos (1900-1904), Teirl.)
1°. volksvermaak waarbij een lange taaie koek, die op een blok wordt gelegd, met een daartoe ingericht bijltje volgens bepaalde regels moet worden doorgehakt.
2°. Doordat koekkappen een vaardigheid vereischt die men pas na veel oefening verwerft, heeft het ook de fig. bet. gekregen van: op eigen gelegenheid experimenteeren, omknutselen, prutsen.
Kunt ge niet zien wat ge doet, koekappel?
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.