Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wees welgekomen | Willekeurig | Top woorden | Recent

    Recente wijzigingen

    De onderstaande definities zijn de laatst gewijzigde definities van Vlaamse termen in ons woordenboek. Deze lijst is ook beschikbaar als RSS Feed RSS

    #59151

    godtedekke
    (vloek)

    godverdekke; godverdomme

    zie ook tedekke; verdekke

    Godtedekke man & vrouw, wat een verhaal! (roamingafrica.be)

    Godtedekke toch, wat is dat hier allemaal?

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door Georges Grootjans op 28 Nov 2017 22:50
    0 reactie(s)

    #59152

    godverdekke
    (milde vloek)

    verdomme, verdomd

    zie ook verdekke; tedekke

    Als ik je mama zou zijn, je zou er godverdekke niet goed van zijn. (VRTNWS)

    Oranje is groen, doorrijden godverdekke! (forum)

    Mor… da ze da na nog insj moesten doeng. Godverdekke ‘k zou men beste doen. (Oilsjterse liekes)

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door Georges Grootjans op 28 Nov 2017 22:48
    0 reactie(s)

    #59153

    godverdekke
    (milde vloek)

    verdomme, verdomd

    zie ook verdekke

    Als ik je mama zou zijn, je zou er godverdekke niet goed van zijn. (VRTNWS)

    Oranje is groen, doorrijden godverdekke! (forum)

    Mor… da ze da na nog insj moesten doeng. Godverdekke ‘k zou men beste doen. (Oilsjterse liekes)

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door Georges Grootjans op 28 Nov 2017 22:47
    0 reactie(s)

    #59154

    verdekke
    (krachtterm)

    verdorie, verdomd, verdikke

    VD: (gew): basterdvloek
    verdekke als bw. van graad (erg, verdomd) zoals in ‘Het is verdekke koud buiten’ zou SN zijn.

    zie ook tedekke; godverdekke

    Verdekke, waar blijft onze Joris toch? Die is al een uur naar de bakker voor een brood.

    Dat is altijd hetzelfde met u als gij eens moet afwassen, verdekke toch.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door Georges Grootjans op 28 Nov 2017 22:46
    0 reactie(s)

    #59155

    matras
    (de ~ (v./m.), -sen)

    slet, snol
    zie ook: allemansgerief

    VD online: BE, in­for­meel: vrouw die met veel man­nen ge­sla­pen heeft

    Antw. (v.)
    Heist o/d berg (m.)

    Ze noemen haar de matras omda half ’t dorp er al op gelegen heeft…

    demorgen.be (Saskia Decoster): Vroeg of laat wordt iedere vrouw wel eens uitgemaakt voor hoer, slet of matras.

    Geen enkele vrouw is een ‘matras’ (demorgen.be)

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door Georges Grootjans op 28 Nov 2017 21:11
    10 reactie(s)

    #59156

    godverdekke
    (milde vloek)

    verdomme, verdomd

    Als ik je mama zou zijn, je zou er godverdekke niet goed van zijn. (VRTNWS)

    Oranje is groen, doorrijden godverdekke! (forum)

    Mor… da ze da na nog insj moesten doeng. Godverdekke ‘k zou men beste doen. (Oilsjterse liekes)

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door LeGrognard op 28 Nov 2017 20:59
    0 reactie(s)

    #59157

    dopper
    (de ~ (m.), ~s)

    werkloze die dopgeld trekt, die een werkloosheidsvergoeding ontvangt

    Van Dale 2014 online: Belgisch-Nederlands, spreektaal

    herkomst: zie doppen

    zie ook: dop, dopkaart, beroepsdopper

    Het is moeilijk om alle doppers aan de juiste job te helpen.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 28 Nov 2017 17:22
    1 reactie(s)

    #59158

    kloef
    (de ~ (m.), ~en)

    houten schoen of klomp

    Antwerpen-stad: blok
    Antwerpse Kempen: kloon, blok, kloef of kloefers
    Hageland: olleblok, kloenk
    Limburg: holleblok
    Limburgse Kempen: holen
    Oost-Vlaanderen: blok, kloef
    Vlaamse Ardennen: kloet
    Waasland: toon, blok
    West-Vlaanderen: kloefe

    WNT: kloef
    In ’t Westvlaams daarnaast kloefe, vr. Van onbekenden oorsprong.
    1. Eig. Houten schoen, klomp, holsblok. Inzonderheid in Vlaand. en Antw. in gebruik, in ’t laatste met minachtende of spottende bijgedachte voor een ruwen, lompen klomp.

    Wooden Shoes-willow-plain wood

    Doe uw kloefen aan voor je in de stal gaat.

    Provincie Oost-Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 28 Nov 2017 17:09
    3 reactie(s)

    #59159

    bleik
    (de ~ (m.), geen mv.)

    grasperk, grasveld

    < bleek (bleekveld)
    — gewest. veelal (b.v. in Brabant, Overijsel en Gelderland) BLEIK (WNT)

    “Op iemand zijnen bleik speken” betekent hetzelfde als steken onder water geven, maar de uitdrukking is zachter.

    uitspraak in Antwerpen: blaaik
    Antw. Kempen: blaak

    Ga maar wat op den bleik spelen, daar maakt ge u niet zo vuil.

    Provincie Antwerpen
    Bewerking door de Bon op 28 Nov 2017 16:35
    7 reactie(s)

    #59160

    lorejas
    (de ~ (m.), ~sen)

    grote slungel, plaaggeest, deugeniet

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Modern lemma: lorejas
    - lorias -, znw. m., mv. -sen. Wellicht samenhangende met Lor en Leur
    In een groot deel van Z.-Nederl. in gebruik voor: deugniet, schobbejak; ook wel voor: lomperd of verwaand mensch (zie de idiotica).

    MNW: lore: znw. m. en vr.
    < Mnl. deugniet, schelm, schurk. Het is nog heden in dien zin in het Wvla. bekend, doch steeds vr., ook als het van een mannelijk persoon wordt gebruikt

    Lowieke is ne echte laurejas! (Haspengouw)

    Die lorejas laat niemand gerust. (Mechelen)

    Lorejas! Blijft van mijn voeten met dat grassprietje, dat kittelt za. (Kempen)

    ”Willen we dan gaan zwemmen?” opperde Bertje, die wellicht aan ’t bedenken was geweest dat ze een zoo schoonen vrijen namiddag toch niet mochten laten voorbijgaan, zonder een enkelen guitenstreek of eenige deugnieterij te verrichten. Daarvoor waren ze ”lorejassen”! Bollansée

    Laat die kinderen gerust, leelijke lorejas! Corn.-Vervl. (1899)

    O die lorias! hij drinkt gedurig en betaalt zijn schulden niet, Joos (1900-1904).

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 28 Nov 2017 16:21
    1 reactie(s)

    #59161

    vod
    (de ~ (v.), ~den)

    poetsdoek, doek

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: In Zuid-Nederland wordt vod in neutralen zin, zonder gedachte aan versletenheid of vuilheid, gebezigd voor: doek; in ’t bijzonder voor stofdoek
    “Hij had eene vod rond zijnen vinger”, Goemans
    “Veeg dat weg met een vod.” poëem

    Van Dale 2014 online: Belgisch-Nederlands, spreektaal

    zie ook opneemvod, schotelvod, stofvod

    Ik moet een vod hebben want ik heb verf op de parket gesmost (smossen).

    Ga eens met de vod over ’t tafel, die ligt nog vol kruimels.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 28 Nov 2017 16:19
    3 reactie(s)

    #59162

    plek
    (de ~ (m.) , ~ken)

    akker, veld, plak
    uitgestrekt gebied

    Van Dale online: gewestelijk

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Plek: eene zekere uitgestrektheid gronds enz. Gewestelijk ook Plak.
    “En plek grond van ‘en hectare’”, Cornelissen-Vervliet (1899)

    Linden zicht kortrijkstraat

    Als het koren af was, lieten we op de plek altijd ne vliegaard op.

    Op die plek planten we patatten.

    Regio Antwerpse Kempen
    Bewerking door de Bon op 28 Nov 2017 15:56
    0 reactie(s)

    #59163

    plek
    (de ~ (m.) , ~ken)

    akker, veld, plak
    uitgestrekt gebied

    Van Dale online: gewestelijk

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Plek: eene zekere uitgestrektheid gronds enz. Gewestelijk ook Plak.
    ’En plek grond van ’en hectare, Cornelissen-Vervliet (1899)

    Linden zicht kortrijkstraat

    Als het koren af was, lieten we op de plek altijd ne vliegaard op.

    Op die plek planten we patatten.

    Regio Antwerpse Kempen
    Bewerking door de Bon op 28 Nov 2017 15:55
    0 reactie(s)

    #59164

    plek
    (de ~ (v.), ~ken)

    vlek, klad
    plak, bv. geboorteplak

    Van Dale 2014 online: Belgisch-Nederlands, niet algemeen

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Een klein gedeelte der oppervlakte van iets dat anders van kleur is dan de oppervlakte er om heen. Inzonderheid: een (natuurlijke) vlek van ronden of anderen vorm op de huid van mensch of dier. Dikwijls met aanwijzing van de kleur der vlek: een blauwe plek. kunstmatig aangebrachte vlekken.

    Flat red spot
    Rode plek op de arm

    Met wijnplekken op een tafelkleed moet ge bij tante Kaat zijn. Die zal u vertellen hoe ge die eruit krijgt.

    Ge moet nu eens zien, ik heb allemaal van die rooi plekken op mijne arm gekregen. Zou dat een of ander allergie zijn?

    Op mijn armen en op mijn lijf zijn er veel blauwe plekken overal waar hij genepen heeft, Stijn Streuvels, Minnehandel (1903)

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 28 Nov 2017 15:54
    0 reactie(s)

    #59165

    plek
    (de ~ (v.), ~ken)

    vlek, klad
    plak, bv. geboorteplak

    Van Dale 2014 online: Belgisch-Nederlands, niet algemeen

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Een klein gedeelte der oppervlakte van iets dat anders van kleur is dan de oppervlakte er om heen. Inzonderheid: een (natuurlijke) vlek van ronden of anderen vorm op de huid van mensch of dier. Dikwijls met aanwijzing van de kleur der vlek: een blauwe plek. kunstmatig aangebrachte vlekken.

    Flat red spot
    Rode plek op de arm

    Met wijnplekken op een tafelkleed moet ge bij tante Kaat zijn. Die zal u vertellen hoe ge die eruit krijgt.

    Ge moet nu eens zien, ik heb allemaal van die rooi plekken op mijne arm gekregen. Zou dat een of ander allergie zijn?

    Op mijn armen en op mijn lijf zijn er veel blauwe plekken overal waar hij genepen heeft, Stijn Streuvels, Minneh. (1903)

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 28 Nov 2017 15:51
    0 reactie(s)

    #59166

    plak
    (de ~ (v.), ~ken)

    werk, betrekking, ambt, job

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Plak: plek, plaats, betrekking. Gewestelijk, b.v. in Groningen, Friesl. en Antwerpen.

    Naar ’en ander plak uitzien, Cornelissen-Vervliet (1899)

    Zijn slechte motivatie heeft hem zijn plak gekost.

    Na een langdurige ziekte is haar plak nu ingenomen door een collega.

    Regio Antwerpse Kempen
    Bewerking door de Bon op 28 Nov 2017 15:49
    3 reactie(s)

    #59167

    plak
    ( de ~, m mv ~e)

    doek

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Plak: Lap, doek. Gewestelijk (b.v. in Limburg) in gebruik voor: doek in ’t algemeen en, vooral in samenstellingen, ook voor bepaalde soorten van doeken.

    Noa datter oetgeglietsj (oetglietsje) is lupper mèt ziene erm in de plak.

    Nadat hij uitgegleden is loopt hij met zijn arm in een doek.

    Een vrouwendoek heet eenvoudig plak; een halsdoek of das halsplak, en een zakdoek teschplak, Onze Volkst. (uit het Woordenboek der Nederlandsche Taal)

    Regio Maasland
    Bewerking door de Bon op 28 Nov 2017 15:48
    0 reactie(s)

    #59168

    plak
    (zn. vr. -ken)

    een veld, een uitgestrekte plaats, plek

    Van Dale 2014 online: gewestelijk

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Plak: Eene zekere uitgestrektheid gronds enz.

    Op de plak is plaats genoeg om te sjotten.

    “Het schoolplak” was geen school. Het was gewoon de volkse benaming van het plein (“plak”) gelegen aan de Onderwijsstraat – Lange Stuivenbergstraat – Schoolstraat. (geschiedenisvanantwerpen.be/forum)

    “Op die plak zaai ik koren”, Cornelissen-Vervliet (1899)

    Provincie Antwerpen
    Bewerking door de Bon op 28 Nov 2017 15:46
    1 reactie(s)

    #59169

    vlooi
    (de ~ (v.), ~en)

    vlo

    < vlo, vloo, vlooi. De etymologie is geheel onzeker. De in de gesproken taal zeer verbreide en in de geschreven taal tot de 17de e. ook zeer gewone vorm ‘vlooi’ is afgeleid uit de verbogen vormen. (uit het Woordenboek der Nederlandsche Taal)

    Mijn hond heeft vlooien

    Toppunt van africhting: een vlooi leren koordspringen.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 28 Nov 2017 15:44
    0 reactie(s)

    #59170

    stute
    (de ~ (v.), ~n)

    boterham
    ook: stutte

    “stuit” < Middelnederlands: ‘stuyte’

    VNMW: stuut: oudste attestatie: West-Vlaanderen, 1287
    MNW: Een broodje van een bepaalden vorm, of ook van een bepaald deeg.
    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Stute: stuit: een snede brood of boterham in een groot deel van Vlaanderen
    < Waarschijnlijk deels verwant, deels naar den vorm identiek met Stuit; ook hier doelde de naam wellicht oorspronkelijk op den stompen vorm.

    Boterham 0205
    Droge stute

    Geef me maar een stutte met hespe.

    Ik eet geiren stuten mee koas.

    “Men moet gheen broodt veur vrienden sluyten. … Snijdt hem lieuer dry-dobbel stuyten,” – uit ‘Lot van Wiisheyd ende Goed Gelvck’, J. David, 1606

    “Eene stuite roggenbrood”, De Bo (1873).

    “Dunne stuitjes snijden”, De Bo

    Provincie West-Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 28 Nov 2017 15:43
    1 reactie(s)

    Meer...

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.