gen

gen

(aanwijzend voornaamwoord)

Alleen te vertalen met ‘gene’, nog bestaand in: aan gene zijde van de rivier.(verouderd in NL)

353

Of het nu juist een aanwijzend of een bepalend vnw is weet ik niet. Iemand met meer sjoege mag het zeggen.

Ich woar zo meug dat ich mich in gen bèd bin goan ligke.
Iki was zo moe dat ik in bed bed ben gaan liggen.

Is’t niet in geen bed?

Naargelang de betekenis is ’t bij VD: een hoofdtelwoord, een onbepaald voornaamw., een lidwoord van onbepaaldheid, een lidwoord van bepaaldheid, een bijwoord van ontkenning en een bijv.naamw.

Het gen is natuurlijk ook een zelfst.naamw. en in sommige dialecten een werkwoord (in de Kempen: Ik gen (gaan) naar de met (markt)

Vanalles en nog wat, dus.

‘Aan gene zijde’ is nog ni zo verouderd volgens my. In de Kempen gebruiken ze het als ‘aan gene kant’: aan die kant.
Vb.
Aan gene kant van t bed da lake d’er goe onder steken,dan bleft da beter ligge.
Legt da es aan gene kant en doe hiermee er voort,das dringender.
Zie lemma: kant, aan gene ~

Ik von de tweede voorbeeldzin niet lekker lopen dus heb ik hem vervangen.
Gènne ènne (ginneninne) zal ik apart invoeren.