Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
stotteren, niet uit zijn woorden geraken
zie ook doddelaar
Van Dale online: gewestelijk
Woordenboek der Nederlandsche Taal: doddelen: > duits: doddeln
- Met eene dubbele, dikke of zware tong spreken, lallen. In Z.-Ndl.
- Lallende uitbrengen: ”Ik k. … k. … kan d. … d. … der niet aan doen”, doddelde (de dronken man), de mont en de cock, Vl. Vert. (1898).
Als hij danig moe en afgepeigerd was, gebeurde het dat Gust begon te doddelen.
- ondeugend gedrag of “petzakkerij” (meestal gezegd van kinderen)
- wangedrag of zelfs crimineel gedrag
zie ook de deugenieterij kracht geven
- Ja, als ge zo’n bres joeng helemaal alleen achter laat, dan kunt ge deugenieterij verwachten, hoe waart ge zelf?
- Met smokkelen, stropen of sluikstoken was mijn vader niet akkoord, met dat soort deugenieterij wou hij niks te maken hebben.
dinsdag /’dès tach/
zie ook dijstendag
’n Destag gomme gon shoppe in de Sarma.
Komende dinsdag gaan we shoppen in de Sarma.
1. wild, hevig
2. plots, ineens
3. kwaad, luidruchtig, agressief
SN: bruut, bruusk
1. Ge rijdt zo brut, zoude es niet wat kalmer zijn?
2. Brut stoppen is altijd gevaarlijk.
3. Tegen mij moet ge niet brut spreken of ik ben weg en wil u niet meer horen.
- zich haasten
- versnellen, gas geven
- rap voortdoen
zie ook zwam geven, pulle, gaas geeveuh, buzze geven, petten geven, katoen geven, garen geven
Ik moet hier serieus gaan beuzze geven of ik mis mijn trein.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.