Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
niksen;
ook, met enige ergernis: staan te niksen terwijl men wacht
WNT: Geeloogen. Gewest. in Vl.-België. Of het 1ste lid van de samenstelling terecht als bnw. geel moet worden opgevat, is onzeker, omdat er geen duidelijke semantische motivatie is. Mogelijk is het een verbastering van iets anders: den stam van het ww. geeren (?), bnw. geil (?).
?1°. Zich vervelen, niets doen.
“De wandelbrug lag verlaten, slechts een paar lanterfanters koesterden zich in het licht, lagen lui op de balustrade te geeloogen” Baekelmans (1912).
?2°. Vruchteloos verlangend wachten.
— Wel kind lief, eindelijk! Waar hebt ge gezeten? Ik sta hier al meer dan een uur te geeloogen, Baekelmans (1912).
?3°. Begeeren.
Naar iets geêloogen. Dat steekt zen oogen uit, begeeren
vergelijk: geilogen
Hij heeft daar heel de avond maar staan geelogen.
Ge zijt er eindelijk! Ik sta hier al een uur te geelogen.
typische plateau die je aantreft in cafés met reclame erop
De ober liet de cabree vallen. De bestelling moest opnieuw worden opgenomen.
het gazon
ook in Antwerpen: pelouze (vr.)
Fr. woord la pelouse (= grasmat)
Onze buurman heeft een nieuw gesmachine om zijn pelouze (gazon) af te rijden. (dixit claire)
modegek, pronker
zie ook faffoeil
Ziet hem daar es gaan de fafoel, hij is weer naar een modeshow geweest.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.