Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
1) hoge dunk, streken verkopen, een air hebben
< Frans grand genre: grote zjaar
Woordenboek der Nederlandsche Taal: bij zjèren: afgeleid zjaar:
Wijze waarop iemand handelt of te werk gaat; manier van doen. In de aanhaling steeds in de verbinding groote zjèèr, groot vertoon.
- Groote zjaar, prachtvertoon, trant, wijze der rijken, joos (1900-1904)
- ’t Is allemaal groote zj?r in dat huis, corn.-vervl. (1903).
— Ze hebben ’nen knecht die een frak draagt met vergulde knoppen, dat is de groote zjaar, joos (1900-1904).
zie ook zjaartrut, zjaarwijf, zjaaremme, zjaarkloot, vgl gesten hebben
2) iemands zjaar, iemand zijn genre
passend bij, iemands stijl, voorkeur
zonder grootsheid
1) Hij heeft nogal wat zjaar bij.
2) Dat vintage kastje kon ik niet laten staan. Vintage is mijne zjaar, hé. (Regio Waasland).
voorlopig vastnaaien, driegen met driegdraad
Woordenboek der Nederlandsche Taal: troggelen, trochelen, Truggelen: de vorm met – ch – is de oudste.
Met groote steken voorloopig aan elkaar naaien, rijgen; los en slordig aan elkaar zetten, slordig naaien, stoppen of breien.
In Z.-Nederl. en Limb.
Trochelen j. drieghen. Leviter consuere, Kiliaan (1588).
Als ge een rok of kleed wilt ommaken, moet ge de zoom eerst trochelen. (lokale uitspr.: troëchele)
kermis
< Frans: foire < Latijn feria = feest
volgens Van Dale 2016 BE verouderd
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Alleen in Z.-Ndl.
zie ook halfvastenfoor, handelsfoor, foorwijf, trukken van de foor, Sinksenfoor, meifoor, paasfoor, foeër, foorkramer, foorpastoor, Leuven foor, zo zot als ~
Op de foor zijn we naar de botsauto’s geweest.
De Sinksenfoor is een kermis die jaarlijks rond Sinksen in Antwerpen wordt gehouden.
1) rommel
2) afval
3) producten en goederen van slechte kwaliteit
4) junkfood
AN-verwant: bocht
Antwerpse Kempen: uitspraak boecht
zie ook: bucht, met den ~ zitten; bucht van de Aldi
Van Dale 2013 online: Belgisch-Nederlands, spreektaal
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Bocht; ZN: ook bucht, bacht, boecht
in ZNl. m., in Fransch-Vlaanderen vr.
Een woord, welks eigenlijke beteekenis en oorsprong in het duister schuilen. Volgens eene gissing zou het verwant zijn met (us)baugjan, keren, vegen, en dus eigenlijk: wegveegsel, uitvaagsel beteekenen. Sommige vormen van het woord, die met eene â of a, schijnen echter kwalijk met deze afleiding bestaanbaar. In Duitsche tongvallen beteekent het woord inderdaad: drek, vuilnis; soms is het woord dan moeilijk te onderscheiden van bocht, varkenskot, krib.
VL: al wat van slechte hoedanigheid is, niet deugt, uitschot, ontuig.
1) Ruim nu toch es de zolder op, al dien bucht mag naar het containerpark.
2) De buren zijn verhuisd, de container vol bucht komen ze maandag ophalen.
3) Gij verkoopt niets dan bucht.
4) McDonalds? Is dat eten? Zo’ne bucht!
vork
Van Dale: verket
zelfstandig naamwoord m./v. verketten
1. niet algemeen vork (als eetgerei)
< Woordenboek der Nederlandsche Taal: verket: variant van vorket < ontleend aan het Picardisch fourquette, evenals ferket, forket, ket, frinket
De vormen met sj en ch zijn ontleend aan het Frans fourchette: fersjet, ferchette, forchette, forsette, versjèt
Hij eet met mes en verket.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.