Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
veelst te luidruchtig, heftig en rap drinken, eten, slikken
Uwe dorst is te groot zeker, ge sloekt nogal bij het drinken.
Sloekt die mars zo niet naar binnen, straks verslikt ge erin of krijgt ge maagpijn.
Tja, dat komt er van hè als ge zo sloekt. Nu hebt ge u versloeken verslikken, zijn eigen ~.
Verkeerd slikken waardoor voedsel, drank of speeksel in het verkeerde keelgat terecht komt, zodat men moet hoesten, als gevolg van rap en raweuns eten of drinken, of door te lachen. Soms ook: zich pijn en een benauwd gevoel bezorgen door iets in te slikken dat in de keel blijft steken. Dikwijls met een bep. met aan of in.
zie ook verslikken, zijn eigen ~, sloeken, geslokken, versjloeke
WNT: bedr., wederk. en onz. zw. (in Antw. ook st.) ww. Van slikken met ver-.
?b. Onz. Na de 17de e. alleen nog in Vlaams-België aangetroffen.
’Tbedrogh is in het aes daer ’tVisken aen verslickt, Huygens, Ged. (1657).
Hij verslikte aan een beetje brood, De Bo (1873).
Hij verslikte aan de opgewondene haast waarin hij opliep en ze gingen beiden geweldig aan ’t hoesten, Stijn Streuvels, Dagen (1902)
De jongens verslikten van ’t lachen, Stijn Streuvels, Lenteleven (1899).
SN: zich verslikken, met vervoeging: verslikte, verslikt
zie geslokken, verslikken
ook in de Antwerpse Kempen
Ik heb mij versloekken in een glas cola.
Hij versloek zijn eigen in zijn eigen speeksel.
Verkeerd slikken waardoor voedsel, drank of speeksel in het verkeerde keelgat terecht komt, zodat men moet hoesten, als gevolg van rap en raweuns eten of drinken, of door te lachen. Soms ook: zich pijn en een benauwd gevoel bezorgen door iets in te slikken dat in de keel blijft steken. Dikwijls met een bep. met aan of in.
zie ook verslikken, zijn eigen ~, sloeken, geslokken, versjloeke
WNT: bedr., wederk. en onz. zw. (in Antw. ook st.) ww. Van slikken met ver-.
?b. Onz. Na de 17de e. alleen nog in Vlaams-België aangetroffen.
’Tbedrogh is in het aes daer ’tVisken aen verslickt, Huygens, Ged. (1657).
Hij verslikte aan een beetje brood, De Bo (1873).
Hij verslikte aan de opgewondene haast waarin hij opliep en ze gingen beiden geweldig aan ’t hoesten, Stijn Streuvels, Dagen (1902)
De jongens verslikten van ’t lachen, Stijn Streuvels, Lenteleven (1899).
Ze versloekte in haar speeksel.
Verkeerd slikken waardoor voedsel, drank of speeksel in het verkeerde keelgat terecht komt, zodat men moet hoesten, als gevolg van rap en raweuns eten of drinken, of door te lachen. Soms ook: zich pijn en een benauwd gevoel bezorgen door iets in te slikken dat in de keel blijft steken. Dikwijls met een bep. met aan of in.
zie ook verslikken, zijn eigen ~, sloeken, geslokken, versjloeke
WNT: bedr., wederk. en onz. zw. (in Antw. ook st.) ww. Van slikken met ver-.
?b. Onz. Na de 17de e. alleen nog in Vlaams-België aangetroffen.
’Tbedrogh is in het aes daer ’tVisken aen verslickt, huygens, Ged. (1657).
Hij verslikte aan een beetje brood, De Bo (1873).
Hij verslikte aan de opgewondene haast waarin hij opliep en ze gingen beiden geweldig aan ’t hoesten, Stijn Streuvels, Dagen (1902)
De jongens verslikten van ’t lachen, Stijn Streuvels, Lenteleven (1899).
Ze versloekte in haar speeksel.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.