Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
week, wiek, wiekte
AN: lampekatoen, pit
Drei de waek is get leger ’t zuut gans zjwart hiej. (Draai de pit eens wat lager het ziet helemaal zwart hier.)
gesmolten kaarsvet
Als kind vonden mijn nichtje en ik het leuk om elkaar “verzegelde” brieven te sturen. Wij gebruikten daar kesseriet voor.
prutsen, knoeien
zie ook prungelaar
“Ik heb ruzie met mijn blog. Ik heb wat zitten prutsen en prungelen en nu kan ik geen kleurtjes meer gebruiken én… ik kan geen foto’s meer opladen.” (http://marleenlefevre.blogspot.com/2010/01)
knoeien
zie ook sjoefelaar
Hare man is zo vol van zijn eigen dat hij alles kan, met zijne mond; hij sjoefelt meer dan dat hij iets fatsoenlijk maakt.
(eigenl.) onbeholpen schaatsen; krabbelen, grabbelen, zwoegen
VD BE; informeel, iteratief van krassen
vnw:
•knoeien, prutsen
•krabbelen, spartelen
vgl. rechtkrasselen; opkrasselen
Christophe Smeets ziet Torpedo krasselen en toch winnen (TITEL) (HN 29.10.08)
“Even later krasselde de 61-jarige gewoon terug recht, kroop van de sporen het perron op.” (HLN 01.01.09)
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.