Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Wees welgekomen | Willekeurig | Top woorden | Recent
De onderstaande definities zijn de laatst gewijzigde definities van Vlaamse termen in ons woordenboek.
Deze lijst is ook beschikbaar als RSS Feed
aan de grond zitten, geen reserve hebben, blut zijn
ook: sol, geen rotte ~ hebben,
nagel, geen ~ voor aan zijn gat te krabben
vgl rotte frank, iedere ~
Hij legde ne knoop in de schaal, want hij had gene rotte frank niet meer. Den deurwaarder had alles opgeschept.
aan de grond zitten, geen reserve hebben, blut zijn
ook: sol, geen rotte ~ hebben,
nagel, geen ~ voor aan zijn gat te krabben
vgl rotte frank, iedere ~
Hij legde ne knoop in de schaal, want hij had gene rotte frank niet meer. Den deurwaarder had alles opgeschept.
voddenraper, iemand die in vuilnisbakken rommelt
pechvogel
zie ook kajoebereer
ook in Aalst
< Duits: Kaschuben, Kaschubei
Wikipedia.de: ontleent aan de Kassub, een mantel die de Kashubians dragen.
“Op een dag liep Vinçotte mediterend over zijn probleem over het plein in aanleg en zag daar de laatste voddenraper of kasjoebereir zoals we in Brussel zeggen.” (https://salonvansisyphus.wordpress.com/2010/09/23/)
“Dan is de Heer Vandenbossche geen conservatieve overdrijver maar wat men in het schoon Brussels ‘een kasjoebereir’ noemt en in Olland een schlemiel…”(http://bloggen.be/kitokojungle/archief.php?ID=557833)
iemand die alles kan gebruiken en de vuilbakken afzoekt
ook in Aalst
< Duits: Kaschuben, Kaschubei
Wikipedia.de: ontleent aan de Kassub, een mantel die de Kashubians dragen.
-
voddenraper, iemand die in vuilnisbakken rommelt
pechvogel
zie ook kajoebereer
ook in Aalst
“Op een dag liep Vinçotte mediterend over zijn probleem over het plein in aanleg en zag daar de laatste voddenraper of kasjoebereir zoals we in Brussel zeggen.” (https://salonvansisyphus.wordpress.com/2010/09/23/)
“Dan is de Heer Vandenbossche geen conservatieve overdrijver maar wat men in het schoon Brussels ‘een kasjoebereir’ noemt en in Olland een schlemiel…”(http://bloggen.be/kitokojungle/archief.php?ID=557833)
wordt gezegd van iemand die veel pretentie heeft
WNT: Stront, wie heeft u gescheten?, gezegd met betrekking tot een verwaanden druktemaker (Joos (1900-1904); Cornelissen-Vervliet (1899))
ook in Wetteren
“Stront, wie heeft je gescheten?
Deze uitdrukking kent u wellicht? Hij klinkt niet fraai, maar is wel veelzeggend. Het gaat dan over mensen die dik doen en vol pretenties van alles uitkramen.” (nieuweoogst.nu)
Amai, hadde de die naar heur zien zien, dat was gelak stront wie hed er aa gescheite.
wordt gezegd van iemand die veel pretentie heeft
WNT: Stront, wie heeft u gescheten?, gezegd met betrekking tot een verwaanden druktemaker (Joos (1900-1904); Cornelissen-Vervliet (1899))
ook in Wetteren
“Stront, wie heeft je gescheten?
Deze uitdrukking kent u wellicht? Hij klinkt niet fraai, maar is wel veelzeggend. Het gaat dan over mensen die dik doen en vol pretenties van alles uitkramen.” (nieuweoogst.nu)
Amai, hadde de die naar heur zien zien, dat was gelak stront wie hed er aa gescheite.
wordt gezegd van iemand die veel pretentie heeft
WNT: Stront, wie heeft u gescheten?, gezegd met betrekking tot een verwaanden druktemaker (Joos (1900-1904); Cornelissen-Vervliet (1899))
ook in Wetteren
“Stront, wie heeft je gescheten?
Deze uitdrukking kent u wellicht? Hij klinkt niet fraai, maar is wel veelzeggend. Het gaat dan over mensen die dik doen en vol pretenties van alles uitkramen.”
Amai, hadde de die naar heur zien zien, dat was gelak stront wie hed er aa gescheite.
wordt gezegd van iemand die veel pretentie heeft
WNT: Stront, wie heeft u gescheten?, gezegd met betrekking tot een verwaanden druktemaker (Joos (1900-1904); Cornelissen-Vervliet (1899))
ook in Wetteren
Amai, hadde de die naar heur zien zien, dat was gelak stront wie hed er aa gescheite.
roodvonk, of een andere (kinder)ziekte met rode uitslag en koorts
etymologie: De ziekten roodvonk en rodehond worden beide gekenmerkt door rode vlekken; vandaar het rood als eerste deel van de benamingen. De naam roodvonk is voor het eerst in 1672 genoteerd. Het lijkt een samenstelling van rood en vonk: de naam zou dan iets betekenen als ‘ziekte die wordt gekenmerkt door rode, vurige vlekjes’. Maar deze herkomst is schijn: in werkelijkheid is roodvonk een verbastering van ‘roodhond’, de oorspronkelijke vorm van rodehond. Roodhond is al in 1567 aangetroffen, en roodvont, een tussenvorm tussen roodhond en roodvonk, werd in 1694 opgeschreven. In dialecten duiden roodvonk en rodehond nog steeds dezelfde ziekten aan.
Maar waar komt nu de benaming roodhond/rodehond vandaan? Wat heeft de ziekte met een hond te maken? Helemaal niets: het tweede deel van de naam is een verbastering van Middelnederlands ‘hune’ en zestiende-eeuws Nederlands ‘huin’, onzuiverheid, drek, verwant met Oudengels hún onzuiverheid en Middelnederfrankisch hunen ‘puist’. Omdat hune/huin in de zeventiende eeuw een verouderd woord was dat niet meer werd begrepen, verving men het door allerlei gelijkluidende woorden die wél bekend waren. De twee varianten roodvonk en rodehond hebben de tand des tijds overleefd. Andere varianten zijn verdwenen, namelijk roodgrond, roodhout, roodjonk, rookjook (van jeuken) en rodekoorts. (Nicoline van der Sijs)
Van Dale online: rodehond:
1. een op mazelen lijkende maar lichtere besmettelijke ziekte; de vlekken blijven van enkele uren tot enige dagen zichtbaar; de infectie is voor zwangere vrouwen in de eerste drie maanden riskant vanwege mogelijke storingen in de ontwikkeling van het ongeboren kind
= rubeola, rubella
2. in de tropen een huidziekte, toegeschreven aan voortdurend sterk zweten, waarbij rode vlekken ontstaan die uit een groot aantal kleine pukkels en blaasjes bestaan, waar ontvelde plekjes van overblijven
3. niet algemeen: roodvonk
Paulientje kan niet naar de crèche want ze heeft de rodehond.
1) er is iets gaande, er gaat iets gebeuren, iets is nog niet gedaan, het is nog niet voorbij
2) in beweging zijn
zie ook wiggel, in de ~ houden, wiggeling, in de ~ zijn, wiggel, iem. aan de ~ houden, wiggelen, wiggel, in de ~ houden
WNT: Wiggel, het wiggelen, het heen en weer gaan. Steeds in verb. in eenige nuances. Gewestelijk
> In, aan, op den wiggel zijn, blijven, bezig, in de weer zijn, blijven.
> Iem. aan den wiggel houden, iem. bezig houden, inz. in den zin van: iem. aan het lijntje houden; met looze beloften paaien.
> In den wiggel zijn, op handen, op til zijn; staan te gebeuren.
1) Van die terreur zijn we nog niet van af, er is nog altijd iet in de wiggel.
2) Hebt ge het wasmachien aangezet? Het is precies niet in de wiggel.
1) er is iets gaande, er gaat iets gebeuren, iets is nog niet gedaan, het is nog niet voorbij
2) in beweging zijn
zie ook wiggel, in de ~ houden, wiggeling, in de ~ zijn, wiggel, iem. aan de ~ houden, wiggelen, wiggel, in de ~ houden
WNT: Wiggel, het wiggelen, het heen en weer gaan. Steeds in verb. in eenige nuances.Gewestelijk
> In, aan, op den wiggel zijn, blijven, bezig, in de weer zijn, blijven.
> (Iem.) aan den wiggel houden, (iem.) bezig houden, inz. in den zin van: (iem.) aan het lijntje houden; met looze beloften paaien.
> In den wiggel zijn, op handen, op til zijn; staan te gebeuren.
1) Van die terreur zijn we nog niet van af, er is nog altijd iet in de wiggel.
2) Hebt ge het wasmachien aangezet? Het is precies niet in de wiggel.
iemand aan het lijntje houden
DBNL: In Zuid-Nederland: iemand aan (of in) den draai of in de(n) wiggel houden (Schuerm. 103 b; Antw. Idiot. 1442; Waasch Idiot. 187 a)
WNT: Wiggel, het wiggelen, het heen en weer gaan. Steeds in verb. in eenige nuances. Gewestelijk
> In, aan, op den wiggel zijn, blijven, bezig, in de weer zijn, blijven.
> (Iem.) aan den wiggel houden, (iem.) bezig houden, inz. in den zin van: (iem.) aan het lijntje houden; met looze beloften paaien.
> In den wiggel zijn, op handen, op til zijn; staan te gebeuren.
Als ge hem niet graag ziet, maak het dan uit. Ge moet die jongen niet in de wiggel houden.
van kracht zijn, in werking zijn, toegepast worden, in gebruik zijn
Op 18 juli 1990, om nog even in dat jaar te blijven, had het parlement de wet op het rijbewijs met punten goedgekeurd. Op voorstel van Jean-Luc Dehaene (die ook de 0,5 promille en de zone 30 invoerde). Twintig jaar later is het nog altijd niet in voege. Bron: deredactie.be
haarbal van een kat
Ons Stimpy heeft weer een kattenbal gebraakt. Eigenlijk is dat heel vies om een kat te zien braken. Ge denkt automatisch dat het beestje er gaat in blijven (blijven, erin ~).
voet bij stuk houden, niet afgeven,
ook: beleefd blijven, niet zijn mening zeggen, zich inhouden
VD2016 online: BE; niet algemeen
WNT: sub PUNT, ZICH OP ZIJN PUNT HOUDE) vermeldt nog de erbij vermelde auteurs zijn vnl. Vlaams:
- “Ze ondervroegen hum o?p alle go?istinge, ma hijen hiel hum o?p ze po?int”
- “Ge moet oe op oe’ punt houwen”
- “Ze en zal ni veul zottighäd verdrage, ze hodt (houdt) heur o?p heur po?int”
Ze kon haar eigen (eigen, zijn ~) nog zjustekes op haar punt houden, maar zo gauw de baas zijn hielen had gelicht, knetterden de verwensingen door de zaal.
uw lievelingskost
WNT: in Z.-Ndl.: eetlust, maaltijd, lievelingskost
Princessenboontjes, gekookte patatten en een hamburger, dat is mijnen eet.
- stikken, bijna dood gaan, dood gaan
- sterven
- heel hard lachen (SN)
Van Dale online: blijven: uitdrukking hij blééf er haast in: hij kwam niet meer bij van het lachen, van woede
Taaltelefoon.be: erin blijven (= doodgaan; stikken van het lachen): Zijn vader is erin gebleven. Ze bleven erin toen ze die grap hoorden.
MNW: Hi bleef in ongelove doot ende es van den watre bleven, III 8, 20, 52. (Vlaanderen 1301-1325)
VMNW: erin: in het genoemde: Oudste attestatie: Gent, Oost-Vlaanderen, 1237
Vis, eet ik heel graag, maar verleden week had ik een graat mee ingeslokken, ik dacht dat ik erin bleef.
Die vervelende hoest van 4 weken geleden, eigenlijk dacht ik dat ik erin bleef, zo vies kon ik doen met die fluimen op te hoesten.
Ze dacht dat z’er in bleef van ’t lachen, zo grappig was die anekdote. (SN)
heel weinig eten
antoniem: paard, een ~ zijn rug uiteten
Als kind kon mijn zus eten gelijk een mus.
Mo kunn’n eet’n lik è mussjche. (Veurne)
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.