Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Wees welgekomen | Willekeurig | Top woorden | Recent
De onderstaande definities zijn de laatst toegevoegde definities van Vlaamse termen in ons woordenboek. Deze lijst is ook
beschikbaar als RSS Feed
vijg
uitspraak West-Vlaams: [i] voor “ij”
Het was een zoete fiege.
Syn. regels, vodden, met de ~ zitten, prutsen
Tis were van da, ze zit met den brol.
demorgen.be: “Ik kan het niet anders zeggen dan dat ik mijn brol had.” Vrouwen zijn tijdens die periode van de maand heel emotioneel.
> andere betekenis van brol
iemand die zich niet recht houdt
vgl.: lavabo, ne scheve ~
ziet hem daar staan aan de toog, de scheve lavabo
schoppen
< Frans ‘pique’
Oost-Vlaanderen: pijken
Antwerpse Kempen:/paakes/
zie ook: schuppen
En piekens zijn troef.
De kinders hebben heel de achternoen zitten piekenzot jagen.
(pejoratief) boel, spullen, een hoop onbeduidende zaken
< Frans: bataclan: rommel
waarschijnlijk gevormd door klanknabootsing
-uitspraak: klik op het pijltje om het woord te beluisteren in het West-Vlaams
ook in prov. Antw.
zie ook: batteklank, bataklan
Ze heeft hem met heel zijn battaklang buitengegooid.
klomp,
fig.: dommerik, dwazerik, lomperik
Woordenboek der Nederlandsche Taal:
Kloef, znw. m. , mv. -en. In ’t Westvl. daarnaast kloefe, vr. Van onbekenden oorsprong.
zie ook: kloefekapper, kloefkapper
Is me dat een kloefe! Hij is te dwaas om ooi (hooi) te eten.
de lieveling van iemand
zie synoniemen bij: keppekindje
Hij is het fleppeke van de juffrouw.
zie battaklang, bataklan
zie ook heel de bataklang
Zijn vrouw heeft hem laten zitten en nam den hele batteklank mee.
overschoen;
Rubberen overtrek om nat worden van de schoen te vermijden bij regen of sneeuwval.
< Frans galoche. De Fransen gebruikten dit woord om een leren schoen met houten zool aan te duiden, met of zonder steel (beenbedekking).
Belgisch-Nederlands volgens het Instituut voor Nederlandse Lexicologie
Met die galochen over je schoenen blijven je voeten tenminste droog.
> andere betekenis van galoche
1) iemand die zich veelvuldig zot of gek voordoet, een idioot
2) term uit het kaartspel: schoppen boer
zie ook schuppezot, voor schuppezot staan, piekenzot
Hij is altijd even gek bezig, juist ne schuppen zot en in West-Vlaanderen is dat ne piekenzot.
iets van mindere waarde
< Frans “camelote” (slechte waar, slecht gedaan werk)
vnw: kamelot: in Belgiรซ ook: slechte waar, prullen
Er was veel kammelot te koop op den haafkoopdag.
Al valt er hier in Werchter altijd wel iets te vinden: trouwringen, broches, kettinkjes, oude munten, horloges,… maar vooral ook heel veel ‘kamelot’ (rommel, red.) (lacht). (hln.be)
In het antwerps dialect zegt men voor brol, of vodden soms “kammelot”. Wat zou de oorsprong van dit woord kunnen zijn aub?
Antwoord
“Kammelot” is een woord ontleend aan het Frans “camelote”, wat een waardeloos iets betekent.
(ikhebeenvraag.be)
terugdeinzen voor iets of iemand (fysiek als woordelijk)
inbinden, inbotten
< Zie andere definitie van botten
Hij botte nogal toen hij met de waarheid werd geconfronteerd.
goedzak die je alles kunt wijsmaken
Zeg tegen die palul dat het lotjes zijn voor het goede doel en hij koopt ineens een gans boekje.
> andere betekenis van palul
> zie ook palulle
teveel van iets zeggen, hebben of doen, genoeg hebben, niet verder hoeven
Zoon! Ge zijt nu al een hele tijd de andere kinderen aan het plagen. Stop ermee, want ge hebt 100!
schommel
< bieskorรฉ of biskore: schommel, touter of koord waarmede de kinderen te Mechelen wiegen of touteren: het komt gewis van bijs- of bieskoord, eene koord om mรฉe te biezebijzen. (Schuermans 1865-1870)
zie ook: bies, biezabijs, bijs, bijze, boes, boeschcammerรฉ, ratak, ratek, renne, rennekoker, rietseko, rijtak, sturrel, stuur, suur, toeter, touter, wippentater, zwier, zwiertouter
Hoe plezant is het niet om te spelen op de boesjkammeree…
stilletjes, heimelijk met iemand (over iets of iemand) aan het praten.
Die twee zijn weer aan het koenkelfoezen.
iemand die zeer goed bij de baas wil staan en hiervoor zijn werkmakkers desnoods in een slecht daglicht plaatst
vr. gatkruipster
zie varianten bij gatlikker
Hij is weer op bezoek geweest bij de baas thuis. Waar zal hij het weer over gehad hebben, de gatkruiper?
kleine veldmuis
< ook jรจรจrdol, van jรจรจr (aarde) + dol
Woordenboek der Nederlandsche Taal: dol
znw. m. Misschien samenhangend met ‘dol’, bnw. (de beet van eene spitsmuis werd vroeger als giftig beschouwd).
In Z.-Ndl. benaming voor de verschillende soorten van spitsmuizen (gesl. Sorex).
Samenst. Aarddol, te St. Truiden als benaming voor de spitsmuis en ook wel voor de mol.
zie ook de etymologie van tolp
Nu het begint te vriezen proberen de ijerdollekes binnen te komen.
snel stappen
ervandoor ~:
op “hoge” snelheid ervandoor gaan
< sporen: zich snel voortbewegen, ijlen (bron: Woordenboek der Nederlandsche Taal)
Toen zijn kwaad wijf de cafรฉ binnenkwam spaarde hij er direkt vandoor.
het kind van de rekening
Karel heeft vals gespeeld en is nu terecht den aap van het spel.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.