Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
waar(-), als onderdeel van een betrekkelijke bijzin die een locatie of richting uitdrukt
In het Nederlands kan men, wanneer men tijd aanduidt, zowel “de dag waarop” als “de dag dat” zeggen. In het Vlaams komen locatie- of richtingsverwijzingen hier nog bij, “het huis waarin dat …” wordt zo “het huis dat … in …”.
Het Zwitserduits kent hiervan een analoog in het alomtegenwoordige woord ‘wo’ ((niet) toevallig betekent dit ook ‘waar’).
Het huis dat we als kind in hebben gewoond, hebben ze nu afgebroken voor der nen building neer te zetten. (het huis waarin dat we …)
Tenerife? Dat is die plek dat we naar op reis zijn geweest. (die plek waarnaar / naar waar we …)
Kijk, da’s de vlieger dat we mee naar Tenerife gaan gaan vliegen. (de vlieger waarmee we …)
> andere betekenis van dat
hoe? hoezo?
wordt normaliter als intensivering van de verbazing of onkennis van de spreker gebruikt, als antwoord op een voorafgaande stelling
klemtoon ligt altijd op de da(t)
ook bij alle andere vraagwoorden: waarom/voorwat dat? waar dat? wanneer dat? wie dat? …
- ’k Heb u nog gezien een tijdje geleden.
- Ah, echt? Waar da?
- Op de markt.
- Hoe, en wanneer da?
- Da ’k ’t nie meer weet, pakt vorige zondag, ge liept der rond met dingske.
- Wie da?
- Houdt u maar niet van den dommen, ’k heb u wel in ’t snotje.
vaak als toevoeging gebruikt na een ander voeg-, bij- of voornaamwoord
Hij vroeg of dat gij eens wilde komen.
Wanneer dat? Hoe dat?
Volgende voorbeelden geplukt van Taallink 1.2.2010:
Het zijn altijd dezelfde mensen die dat dat beweren.
We zoeken uit wanneer dat de trein weer kan vertrekken.
Het is een pan waarmee dat ik vaak eenpansgerechten maak.
taaltelefoon.be:
Tussen een hoofd- en bijzin wordt in gesproken taal in België soms dat als extra voegwoord toegevoegd. Dat is geen standaardtaal. In verzorgde spreek- en schrijftaal kunt u het overtollige dat beter weglaten.
•Weet jij nog hoe dat die man heet?
•Ze wist niet meer wie dat ze gezien heeft.
•Hij zoekt wel uit waar dat ze te vinden zijn.
•We zoeken uit wanneer dat de trein weer kan vertrekken.
•Ik weet niet of dat dat wel oké is.
•Het zijn altijd dezelfde mensen die dat dat beweren.
•Het is een pan waarmee dat ik vaak eenpansgerechten maak.
> andere betekenis van dat
snel, rap
zie ook zeer
zo zere of dat hij kon, liep Piet naar huis
Jan liep nog ziddre en
Klaas liep het zidst zodat hij de eerste aankwam
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.