Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
snoep
ww. sjmosteren = snoepen, brassen
vgl. smosteren, versmossen
Hem heit al zen geld opgesjmosterd!
Hij heeft al zijn geld opgesnoept, verbrast!
man die prematuur ejaculeert
Gemiddeld één op vier jongens zijn broekschieters, omdat ze vóór de penetratie reeds een orgasme hebben.
Erop gezeten / eroep gezeten
geneukt
Dat nieuw meisje werkt hier nog maar pas, maar hij heeft ze toch al geneukt zeker! Hoe kreeg hij dat voor mekaar?
Da nief maske warekt hier nog mor pas, mor hij eet’er togal
“oepgezeten” zeker! Hoe flikt die da?
schommelen
zie ook: ratakken, ratak, touteren, toetteren, swingen, tateren
Vroeger konden we nog ratekken op ne ratek, vastgemaakt met een dik zeel aan onze perenboom.
zeurpiet, muggenzifter, treuzelaar
< “voor het woord zemelzeiker moeten we te rade gaan bij ons dialect. In feite wordt hier een “zemelzijger” bedoeld, nl. iemand die de zemelen, als afval van bloem, nog eens door een zift zijgde, om nog een paar grammen meel te winnen. Het woordje zijgen in de zin van iets filteren, is niet meer zo gebruikelijk, in feite wordt hetzelfde bedoeld met muggenzifter.” (William Van Hemelrijck in ‘Lokeren vroeger’)
dat is nu toch nen echte zemelzeiker
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.