Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
slordig, slonzig, vuil iemand
WNT: znw. vr. Waarschijnlijk een gerekte vorm bij Slodder, verg. slavendel, slavetse en slavots. Daarnaast slavedder (corn.-vervl.).
— Slordige, luie of zedelooze vrouw, slons, slet, straatslierster. Gewest. in Z.-Ndl. (tuerl.; rutten (1890); corn.-vervl.).
vgl. slavoteren
Wat een slavodder zedde gij? Met uw vuil handen aan ’t tafel komen eten!
Dat is een echte slavodder zoals die erbij loopt.
plotseling
Hij stond daar bots voor ons, we schrokken nogal.
De vrouw van een beenhouwer uit Lier liet een klomp kop uit zijn handen vallen en het vloog bots, over den toog. Vandaar de bijnaam bots over den toog voor kop.
plotseling
Hij stond daar bots voor ons, we schrokken nogal.
Een beenhouwer uit Lier liet een klomp kop uit zijn handen vallen en het vloog bots, over den toog. Vandaar de bijnaam bots over den toog voor kop.
jicht
zie ook: notarisziekte
Hij kon zijn schoenen niet aan doen, hij had last van het beestjen.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.