Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
bierbuik, horecagezwel
zie ook: toogzweer, tugzweere
Aan den toog zaten twee mannen mee toogspieren.
flinke vent, groten knecht
Savonds grote knecht en smorgens het hoofd nie recht, da kan nie zijn.
Een persoon (man of vrouw) die leeft van een leefloon.
De ouders van een vriend waren 10 jaar leefloners, voor ze op pensioen gingen.
Onder de leefloners zitten opmerkelijk veel gefaalde zelfstandigen.
Een groot deel van de leefloners bevinden zich in een leefloondynastie.
plak, snede
dim.: schelletje, schelleke
Ik leg twee schellen kaas tussen mijn boterham.
Mag ik 6 schellekes jonge kaas. (toegevoegd door brabo op 20 mei 2013)
als laatste
Wordt gezegd in samenstelling met ‘de’: leste man, de
De leste man de zak opgeven. Als laatste vertrekken uit het café.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.