Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
groentetuin
< Van Dale: van look (een plant) + tuin
< A.A. Weijnen: lochting, lofting tuin (vla.), lochter (hasp.). = mnl. lochting, lochten, lochtuun ‘id.’. = oeng. l?ac-t?n ‘groentetuin’, vero.eng. leighten ‘tuin’. Het eerste deel = nl. look, het tweede = tuin.
ook in West-Vlaanderen
Ik plant sla in mijn lochting.
schoonbroer en zwager zijn synoniemen en standaardtaal, “maar schoonbroer wordt hoofdzakelijk in België gebruikt, terwijl zwager vooral in Nederland gangbaar is.” (website taalunie)
< naar het voorbeeld van Frans ‘beau-frère’; beau was een term van hoffelijkheid en affectie
Daarom vind ik dat “schoonbroer” een plaatsje verdient in dit woordenboek.
salonvoorwaarden, gunstvoorwaarden die op het autosalon gelden
Er zijn garages waar ge heel de tijd door saloncondities kunt krijgen. Ge moet er gewoon naar vragen.
Afkomstig uit het jargon van havenarbeiders. Jutezakken, goedkoop jute voor het inpakken van goederen … emballage (Fr)
Werd gebruikt om erg armzalige kleding en textiel te omschrijven. Enkel nog gebruikt door oudere mensen, en dit woord is zeker in onbruik geraakt.
Die rok lijkt gemaakt van ambeleuzegoed!
Die stof ziet er uit als ambeleuzegoed!
kogel, meestal gebruikt voor de jacht. Toen wij als kleine rakkers in de duinen op zoek waren naar oorlogmunitie werd er steeds gesproken van ‘kartouchen gaan zoeken’.
Hageland: kartus
WNT: Modern lemma: cartouche
znw. vr., mv. -s. Uit fr. cartouche (1571, < it. cartoccia)
K’en zeker 20 kartouchen gevoenden.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.
