Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
een soort werkjas zonder voorsluiting die over het hoofd wordt aangetrokken, meest bekend als boerenkiel.
In Antwerpen en ten noorden van Antwerpen (o.a. Turnhout) synoniem van stoffrak.
Op school droegen de meisjes een schort en de jongens een kiel.
pupil van het oog, meestal meervoud
< van kenneke?
Zie eens in de kinnekes van mijn ogen.
pittekes van een appel, peer, kiwi, passievrucht,…
zie keen
Als ge een kenneke van een appel inslikt, dan groeit er een appelboom in uwe buik.
Havenjargon. Een ceelbaas is een ploegbaas van verschillende ploegen die werkzaam zijn op een zeeschip.
vgl. conterbaas
Er waren ook ceelwijven. Ceelwijven waren de ploegleidsters van de zakkenwijven (zakkenvrouwen). Zakkenwijven herstelden de jutezakken aan de haven. Beide beroepen bestaan niet meer.
Gooit uw sigaretje maar rap weg. De ceelbaas is daar.
varkenskarbonade: plat stuk varkensvlees met bot, gesneden van de schouder of de rug, maar met meer vet dan bij een kotelet
Een goei gebakken kermenij met mosterd is lekker.
’En karmenei in de pan leggen. (Cornelissen-Vervl.)
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.
