Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wijzigingen door de Bon

    ossebeik
    (de ~ (m.), ~en)

    is een samenstelling van twee woorden: osse en beik.
    Een osse is een gecastreerde stier en een beik is een lage weide. Een ossebeik is een kleine weide die door zijn ligging eigenlijk geen nut heeft en gebruikt wordt om de ossen in te zetten: die hebben ook geen nut.

    vergelijk ossenbilk

    een leuke zinswending is dan:
    “t’is één voe in den ossebeik te stoan”
    zegt men van een man die niet getrouwd geraakt en dat ook nooit zal geraken omdat hij te lelijk of sociaal onaangepast is

    Regio Westhoek
    Bewerking door de Bon op 30 Jan 2014 12:39
    6 reactie(s)

    ossenbilk
    (de ~ (v.), ~ken)

    weide voor ossen, zie ook ossebeik

    “De ossen blijven ’s zomers dag en nacht in de bilken”, De Bo (1873)

    Zie die ouwen! Hij is juist nog goed voor de ossenbilk.

    Provincie West-Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 30 Jan 2014 12:36
    0 reactie(s)

    ossebilk, in de ~ komen
    (uitdr.)

    Altijd gehoord dat dit spottend gezegd werd over een vrouw die te oud is om aan een geschikte partner te geraken.

    vergelijk ossenbilk

    De boer zei dat zijn dochter geen geluk had in haar leven, want ze was al zo oud, zei hij dat ze in de ossebilk ging komen.

    Provincie West-Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 30 Jan 2014 12:34
    0 reactie(s)

    kloek
    (de ~, ~en v znw)

    benaming voor een (Belgisch) kwartje (25 centiem)
    Dit was een relatief groot muntstuk, als men ze tussen kleinere muntstukken zag leek het een kloek tussen kuikens.

    Als we in de jaren vijftig gingen nieuwjaar zingen kregen we een koekske of een kloek.

    Regio Antwerpse Kempen
    Bewerking door de Bon op 30 Jan 2014 12:09
    0 reactie(s)

    glorie, zot van ~
    (uitdr.)

    zot van geloure zijn = een hoge dunk van zichzelf hebben; pronkzuchtig, ijdel, trots zijn;
    uitspraak: geloure

    ook in Antwerpen

    In een dorp met een botte toren (uitspraak: toure) zijn de mensen zot van geloure.
    (Reactie van inwoners van Gelrode als ze weer eens voor “brekken” uitgescholden werden door inwoners van Wezemaal. In Wezemaal heeft de kerk geen torenspits, een botte toren dus, en dat kwam omdat ze ooit aan een grote, ruime, mooi versierde kerk begonnen waren maar uiteindelijk geen geld genoeg hadden om de toren fatsoenlijk af te werken, idem voor Sint-Sulpitius in Diest en nog vele andere kerken.)

    Regio Hageland
    Bewerking door de Bon op 30 Jan 2014 11:45
    0 reactie(s)

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.