Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wijzigingen door de Bon

    flessen
    (ww. fleste, is geflest)

    niet slagen, er niet door zijn, onvoldoende hebben, buizen, zakken

    Van Dale 2013 online: Belgisch-Nederlands

    < herkomst: waarschijnlijk van de uitdrukking ‘op de fles gaan’

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Op de flesch zijn, — gaan, van ondernemingen of vereenigingen die zich of personen die hun zaken niet staande kunnen houden. Het gebruik van deze uitdrukking hangt stellig samen met dat van op flesschen trekken, de persoon wiens zaken misgaan wordt vergeleken bij een vat dat ledigraakt

    < M. Philippa:
    In Vlaanderen bestond de gewoonte om het laatste bier van het vat, dat minder van kwaliteit was, in flessen te doen en door toevoegen van suiker en gerst weer drinkbaar te maken, vandaar de overdrachtelijke betekenis van op flessen trekken ‘bedriegen, beetnemen’. Een verkorte vorm daarvan is iemand flessen.

    Hij is geflest in zijn derde jaar.

    Ik ben geflest op de overhoring van aardrijkskunde.

    De leraar Nederlands heeft mij ooit eens geflest.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 18 Nov 2017 12:14
    4 reactie(s)

    flessen
    (ww. fleste, is geflest)

    niet slagen, er niet door zijn, onvoldoende hebben, buizen, zakken

    Van Dale 2013 online: Belgisch-Nederlands

    < herkomst: waarschijnlijk van de uitdrukking ‘op de fles gaan’
    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Op de flesch zijn, — gaan, van ondernemingen of vereenigingen die zich of personen die hun zaken niet staande kunnen houden. Het gebruik van deze uitdrukking hangt stellig samen met dat van op flesschen trekken, de persoon wiens zaken misgaan wordt vergeleken bij een vat dat ledigraakt

    < M. Philippa:
    In Vlaanderen bestond de gewoonte om het laatste bier van het vat, dat minder van kwaliteit was, in flessen te doen en door toevoegen van suiker en gerst weer drinkbaar te maken, vandaar de overdrachtelijke betekenis van op flessen trekken ‘bedriegen, beetnemen’. Een verkorte vorm daarvan is iemand flessen.

    Hij is geflest in zijn derde jaar.

    Ik ben geflest op de overhoring van aardrijkskunde.

    De leraar Nederlands heeft mij ooit eens geflest.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 18 Nov 2017 12:13
    4 reactie(s)

    krep
    (de ~ (m.(v.)), ~pen)

    een stuk spek of gebakken heps

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: krip, krep: znw. v., ~pen
    Van onzekeren oorsprong. Benaming voor een lapje vleesch, in verschillende streken in verschillende toepassingen, b.v. in de Kempen voor eene snee spek of hesp, in Breda voor een runder- of kalfslapje (zie Cornelissen-Vervliet; Hoeufft).
    - “Krippe. Ofella, ofella porcina” Kiliaan (1599)
    - “Een crippe ghebraden ossen vleesch” Bijbel v. Vorsterman (1528)

    In sommige regio’s is krep mannelijk.

    Wie wil er nog ne krep spek?

    Voor my een krep heps tussen mijne bo en een paardenoog.

    Regio Antwerpse Kempen
    Bewerking door de Bon op 18 Nov 2017 12:12
    4 reactie(s)

    alaambak
    (de ~ (m.), ~ken)

    materiaalkoffer, gereedschapskist

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Alaam, allam (met verwisseling van accent ALM, ALEM): Het woord was en is alleen in Z.-Nederl. en in Zeeuwsch-Vlaanderen bekend en daar nog thans algemeen; het beteekent gereedschap.

    Klik op de afbeelding
    Gereedschapskist

    De schrijnwerker bracht eerst zijn alaambak naar binnen alvorens zijn werk te beginnen.

    Alaambak van het merk Huismerk. (promobutler.be)

    Provincie West-Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 18 Nov 2017 12:11
    0 reactie(s)

    mazout
    (de ~ (m.))

    stookolie, brandstof

    uitspr.: mazoet

    > Fr. mazout < Russisch mazut (petroleumrest) < Arabisch: makhzulat (afval)

    Woordenboek der Nederlandsche Taal:
    1. Petroleumresidu dat gebruikt wordt als brandstof; stookolie. In Vl.-België. (ten bosch, Viert. Techn. Wdb. 1930).
    - Spoedig bleek deze afval, een strooperige, zwartbruine olie, `mazout’, een voortreffelijk stookmiddel te zijn, (gerretson, `Koninklijke’ 1, 291 1932).
    2. Benaming voor een tram met dieselmotor. Gewest. in W.-Vl.
    Mazoetje: is een tram met Diesel-motor (gestookt met zware olie = mazout), zooals er loopen van Thielt op Deinze en Brugge op Diksmuide, (Biekorf 39, 62 1933).

    Ze komen onze tank met mazoet vullen, nog net op tijd voor de winter begint.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 18 Nov 2017 12:03
    0 reactie(s)

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.