Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wijzigingen door de Bon

    plak
    (zn. vr. -ken)

    een veld, een uitgestrekte plaats, plek

    Van Dale 2014 online: gewestelijk

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Plak: Eene zekere uitgestrektheid gronds enz.

    Op de plak is plaats genoeg om te sjotten.

    “Het schoolplak” was geen school. Het was gewoon de volkse benaming van het plein (“plak”) gelegen aan de Onderwijsstraat – Lange Stuivenbergstraat – Schoolstraat. (geschiedenisvanantwerpen.be/forum)

    “Op die plak zaai ik koren”, Cornelissen-Vervliet (1899)

    Provincie Antwerpen
    Bewerking door de Bon op 28 Nov 2017 15:46
    1 reactie(s)

    vlooi
    (de ~ (v.), ~en)

    vlo

    < vlo, vloo, vlooi. De etymologie is geheel onzeker. De in de gesproken taal zeer verbreide en in de geschreven taal tot de 17de e. ook zeer gewone vorm ‘vlooi’ is afgeleid uit de verbogen vormen. (uit het Woordenboek der Nederlandsche Taal)

    Mijn hond heeft vlooien

    Toppunt van africhting: een vlooi leren koordspringen.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 28 Nov 2017 15:44
    0 reactie(s)

    stute
    (de ~ (v.), ~n)

    boterham
    ook: stutte

    “stuit” < Middelnederlands: ‘stuyte’

    VNMW: stuut: oudste attestatie: West-Vlaanderen, 1287
    MNW: Een broodje van een bepaalden vorm, of ook van een bepaald deeg.
    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Stute: stuit: een snede brood of boterham in een groot deel van Vlaanderen
    < Waarschijnlijk deels verwant, deels naar den vorm identiek met Stuit; ook hier doelde de naam wellicht oorspronkelijk op den stompen vorm.

    Boterham 0205
    Droge stute

    Geef me maar een stutte met hespe.

    Ik eet geiren stuten mee koas.

    “Men moet gheen broodt veur vrienden sluyten. … Snijdt hem lieuer dry-dobbel stuyten,” – uit ‘Lot van Wiisheyd ende Goed Gelvck’, J. David, 1606

    “Eene stuite roggenbrood”, De Bo (1873).

    “Dunne stuitjes snijden”, De Bo

    Provincie West-Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 28 Nov 2017 15:43
    1 reactie(s)

    zoetekoek
    (de ~ (m.), ~en)

    peperkoek

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Zoetekoek: Ontbijtkoek, peperkoek, honigkoek.
    a. Als stofnaam
    “Zoetekoek, gebak van roggemeel, daar honing en speceryen in komen” Marin (1701).

    (gebruikt in regio Brugge, kustregio, centraal W-Vl en Westhoek, in zuiden van W-Vl: kruidkoek (regio Ieper), pennepisse (regio Kortrijk) en feeste (regio Avelgem) )

    ook in Lier eet met zoetekoek

    Een sneetje zoetekoek tussen je stutte smaakt goed.

    Provincie West-Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 28 Nov 2017 15:42
    0 reactie(s)

    buts
    (de ~ (v./m.), ~en)

    1) buil, bult
    2) deuk, bluts

    zie ook uitbutsen, butsen

    WNT (Woordenboek der Nederlandsche Taal): Buts: Middelnederlands butse. Alleen in zuidelijke gewesten.
    1) Buil, bult, gezwel
    2) Deuk, en dus juist het omgekeerde

    1) De Jef heeft een buts op zijne kop.

    2) Uwen auto zit vol butsen.

    Regio Antwerpse Kempen
    Bewerking door de Bon op 28 Nov 2017 15:41
    0 reactie(s)

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.