Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
akker, veld, plak
uitgestrekt gebied
Van Dale online: gewestelijk
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Plek: eene zekere uitgestrektheid gronds enz. Gewestelijk ook Plak.
’En plek grond van ’en hectare, Cornelissen-Vervliet (1899)
Als het koren af was, lieten we op de plek altijd ne vliegaard op.
Op die plek planten we patatten.
vlek, klad
plak, bv. geboorteplak
Van Dale 2014 online: Belgisch-Nederlands, niet algemeen
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Een klein gedeelte der oppervlakte van iets dat anders van kleur is dan de oppervlakte er om heen. Inzonderheid: een (natuurlijke) vlek van ronden of anderen vorm op de huid van mensch of dier. Dikwijls met aanwijzing van de kleur der vlek: een blauwe plek. kunstmatig aangebrachte vlekken.
Met wijnplekken op een tafelkleed moet ge bij tante Kaat zijn. Die zal u vertellen hoe ge die eruit krijgt.
Ge moet nu eens zien, ik heb allemaal van die rooi plekken op mijne arm gekregen. Zou dat een of ander allergie zijn?
Op mijn armen en op mijn lijf zijn er veel blauwe plekken overal waar hij genepen heeft, Stijn Streuvels, Minnehandel (1903)
vlek, klad
plak, bv. geboorteplak
Van Dale 2014 online: Belgisch-Nederlands, niet algemeen
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Een klein gedeelte der oppervlakte van iets dat anders van kleur is dan de oppervlakte er om heen. Inzonderheid: een (natuurlijke) vlek van ronden of anderen vorm op de huid van mensch of dier. Dikwijls met aanwijzing van de kleur der vlek: een blauwe plek. kunstmatig aangebrachte vlekken.
Met wijnplekken op een tafelkleed moet ge bij tante Kaat zijn. Die zal u vertellen hoe ge die eruit krijgt.
Ge moet nu eens zien, ik heb allemaal van die rooi plekken op mijne arm gekregen. Zou dat een of ander allergie zijn?
Op mijn armen en op mijn lijf zijn er veel blauwe plekken overal waar hij genepen heeft, Stijn Streuvels, Minneh. (1903)
werk, betrekking, ambt, job
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Plak: plek, plaats, betrekking. Gewestelijk, b.v. in Groningen, Friesl. en Antwerpen.
Naar ’en ander plak uitzien, Cornelissen-Vervliet (1899)
Zijn slechte motivatie heeft hem zijn plak gekost.
Na een langdurige ziekte is haar plak nu ingenomen door een collega.
doek
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Plak: Lap, doek. Gewestelijk (b.v. in Limburg) in gebruik voor: doek in ’t algemeen en, vooral in samenstellingen, ook voor bepaalde soorten van doeken.
Noa datter oetgeglietsj (oetglietsje) is lupper mèt ziene erm in de plak.
Nadat hij uitgegleden is loopt hij met zijn arm in een doek.
Een vrouwendoek heet eenvoudig plak; een halsdoek of das halsplak, en een zakdoek teschplak, Onze Volkst. (uit het Woordenboek der Nederlandsche Taal)
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.