Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wijzigingen door de Bon

    dzuir
    (tussenwerpsel)

    goedendag;
    zie ook djuir

    Van der Eecken, G. (2007), Woordenboek van het Schellebels Dialect. Met Heemkundige aantekeningen. Heemkring Schellebelle:
    dzuir: goedendag (tegen één persoon). Dzuir de maanuin, goedendag allemaal (tegen meerdere personen). (heemkunde)
    De uitspraak gebeurt langgerekt en op een zeer zangerige toon. Deze begroeting gaat meestal gepaard met het opsteken van de rechterhand of wijsvinger.

    “Dzuir moatjes, wème al veel zonne gatte de leiste doagen, moar kèk, ik zein zjuust thuis en noe zienter moar grijz uite ee?” (facebookgroep De Lokerse dialectklappers)

    Provincie Oost-Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 03 May 2018 19:30
    0 reactie(s)

    dzuir
    (tussenwerpsel)

    goedendag;
    zie ook djuir

    Van der Eecken, G. (2007), Woordenboek van het Schellebels Dialect. Met Heemkundige aantekeningen. Schellebelle, Heemkring Schellebelle:
    dzuir: goedendag (tegen één persoon). Dzuir de maanuin, goedendag allemaal (tegen meerdere personen). (heemkunde)
    De uitspraak gebeurt langgerekt en op een zeer zangerige toon. Deze begroeting gaat meestal gepaard met het opsteken van de rechterhand of wijsvinger.

    “Dzuir moatjes, wème al veel zonne gatte de leiste doagen, moar kèk, ik zein zjuust thuis en noe zienter moar grijz uite ee?” (facebookgroep De Lokerse dialectklappers)

    Provincie Oost-Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 03 May 2018 19:28
    0 reactie(s)

    speen
    (het ~, g. mv.)

    Aambeien of hemorroïden – dat zijn plaatselijke verdikkingen (weefselkussentjes-huidflapjes) van de endeldarm en of anuswand door onderliggende spataders.

    Van Dale 2008 : speen (de; spenen)
    - rubber of plastic afsluiting op een zuigfles, voorzien van een gaatje waardoor het kind de vloeistof kan opzuigen
    - tepel van een zoogdier
    - aambei

    Van Dale 2018: speen
    <1287 ‘tepel’, hangt sa­men met span­nen
    1. ver­za­mel­naam; BE; spreek­taal aam­bei­en

    Omgangstaal in België volgens het RBBN

    VMNW: speen: tepel, aambei
    Oudste attestatie: Gent, Oost-Vlaanderen, 1236-1238
    Woordenboek der Nederlandsche Taal: speen: Aambei. In dezen zin niet meer algemeen.

    zie ook takken, bloedspeen

    Hij durft niet te gaan zitten, hij heeft het speen.

    Het bloedend speen.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 03 May 2018 18:31
    5 reactie(s)

    speen
    (het ~, g. mv.)

    Aambeien of hemorroïden – dat zijn plaatselijke verdikkingen (weefselkussentjes-huidflapjes) van de endeldarm en of anuswand door onderliggende spataders.

    Van Dale 2008 : speen (de; spenen)
    - rubber of plastic afsluiting op een zuigfles, voorzien van een gaatje waardoor het kind de vloeistof kan opzuigen
    - tepel van een zoogdier
    - aambei

    Van Dale 2018: speen
    <1287 ‘tepel’, hangt sa­men met span­nen
    1. ver­za­mel­naam; BE; spreek­taal aam­bei­en

    Omgangstaal in België volgens het RBBN

    VMNW: speen: tepel, aambei
    Oudste attestatie: Gent, Oost-Vlaanderen, 1236-1238
    Woordenboek der Nederlandsche Taal: speen: Aambei. In dezen zin niet meer algemeen.

    zie ook takken, bloedspeen

    Hij durft niet te gaan zitten, hij heeft het speen.
    Het bloedend speen.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 03 May 2018 18:31
    5 reactie(s)

    deem
    (de ~ m., -en)

    dialectwoord voor de speen van de uier van een koe of een geit

    ook dem
    ook in Antwerpse Kempen uitspraak /deim/

    P.J. Cornelissen & J.B. Vervliet (1899-1906). Idioticon van het Antwerpsch Dialect (Stad Antwerpen en Antwerpsche Kempen).
    DEEM (zachte e) en DÈÈM, znw., m. – Tepel aan den uier van melkdieren. De demen van ’en koei. Kiliaan Deme, uber, rumen.

    WNT: deem
    DEME, daarnaast ook DEM —, znw. m.
    Van onbekenden oorsprong. Gewestelijk in gebruik in den zin van: Speen of tepel van een melkdier, vroeger ook in dien van: uier.

    De koe heeft vier demen.

    Provincie Limburg
    Bewerking door de Bon op 03 May 2018 18:21
    3 reactie(s)

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.