Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
goedendag;
zie ook djuir
Van der Eecken, G. (2007), Woordenboek van het Schellebels Dialect. Met Heemkundige aantekeningen. Heemkring Schellebelle:
dzuir: goedendag (tegen één persoon). Dzuir de maanuin, goedendag allemaal (tegen meerdere personen). (heemkunde)
De uitspraak gebeurt langgerekt en op een zeer zangerige toon. Deze begroeting gaat meestal gepaard met het opsteken van de rechterhand of wijsvinger.
“Dzuir moatjes, wème al veel zonne gatte de leiste doagen, moar kèk, ik zein zjuust thuis en noe zienter moar grijz uite ee?” (facebookgroep De Lokerse dialectklappers)
goedendag;
zie ook djuir
Van der Eecken, G. (2007), Woordenboek van het Schellebels Dialect. Met Heemkundige aantekeningen. Schellebelle, Heemkring Schellebelle:
dzuir: goedendag (tegen één persoon). Dzuir de maanuin, goedendag allemaal (tegen meerdere personen). (heemkunde)
De uitspraak gebeurt langgerekt en op een zeer zangerige toon. Deze begroeting gaat meestal gepaard met het opsteken van de rechterhand of wijsvinger.
“Dzuir moatjes, wème al veel zonne gatte de leiste doagen, moar kèk, ik zein zjuust thuis en noe zienter moar grijz uite ee?” (facebookgroep De Lokerse dialectklappers)
Aambeien of hemorroïden – dat zijn plaatselijke verdikkingen (weefselkussentjes-huidflapjes) van de endeldarm en of anuswand door onderliggende spataders.
Van Dale 2008 : speen (de; spenen)
- rubber of plastic afsluiting op een zuigfles, voorzien van een gaatje waardoor het kind de vloeistof kan opzuigen
- tepel van een zoogdier
- aambei
Van Dale 2018: speen
<1287 ‘tepel’, hangt samen met spannen
1. verzamelnaam; BE; spreektaal aambeien
Omgangstaal in België volgens het RBBN
VMNW: speen: tepel, aambei
Oudste attestatie: Gent, Oost-Vlaanderen, 1236-1238
Woordenboek der Nederlandsche Taal: speen: Aambei. In dezen zin niet meer algemeen.
zie ook takken, bloedspeen
Hij durft niet te gaan zitten, hij heeft het speen.
Het bloedend speen.
Aambeien of hemorroïden – dat zijn plaatselijke verdikkingen (weefselkussentjes-huidflapjes) van de endeldarm en of anuswand door onderliggende spataders.
Van Dale 2008 : speen (de; spenen)
- rubber of plastic afsluiting op een zuigfles, voorzien van een gaatje waardoor het kind de vloeistof kan opzuigen
- tepel van een zoogdier
- aambei
Van Dale 2018: speen
<1287 ‘tepel’, hangt samen met spannen
1. verzamelnaam; BE; spreektaal aambeien
Omgangstaal in België volgens het RBBN
VMNW: speen: tepel, aambei
Oudste attestatie: Gent, Oost-Vlaanderen, 1236-1238
Woordenboek der Nederlandsche Taal: speen: Aambei. In dezen zin niet meer algemeen.
zie ook takken, bloedspeen
Hij durft niet te gaan zitten, hij heeft het speen.
Het bloedend speen.
dialectwoord voor de speen van de uier van een koe of een geit
ook dem
ook in Antwerpse Kempen uitspraak /deim/
P.J. Cornelissen & J.B. Vervliet (1899-1906). Idioticon van het Antwerpsch Dialect (Stad Antwerpen en Antwerpsche Kempen).
DEEM (zachte e) en DÈÈM, znw., m. – Tepel aan den uier van melkdieren. De demen van ’en koei. Kiliaan Deme, uber, rumen.
WNT: deem
DEME, daarnaast ook DEM —, znw. m.
Van onbekenden oorsprong. Gewestelijk in gebruik in den zin van: Speen of tepel van een melkdier, vroeger ook in dien van: uier.
De koe heeft vier demen.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.