Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wijzigingen door de Bon

    moef
    (de ~ (v.), ~fen)

    1) zuur gezicht (alternatief: “een lip”)
    2) slecht gehumeurd persoon

    synoniem: moefkop (Antwerpse Kempen)

    < Duits: Muff: een scheldwoord voor een knorrepot, een mopperaar, iemand die onbeleefd, ongemanierd, niet spraakzaam is

    WNT: zuidnederlands moef
    Een dergelijke term kan ook vanouds in Nederlandsche dialecten hebben bestaan: vergelijk bij De Bo (1873) ”moef, lui en bolsterachtig mensch”; bij Cornelissen-Vervliet ”mo?f, onvriendelijk mensch, pruiler”, ook ”onvriendelijke, ongespraakzame vrouw of dochter”, waarnaast ”mo?fen, pruilen”.

    zie ook: moenk, moeften

    1) Wa heeft ze voor, ze trekt weer zo’n moef?

    2) Wa voor een moef is me da seg, die kan ook met niks lachen.

    Provincie Antwerpen
    Bewerking door de Bon op 03 May 2018 15:18
    2 reactie(s)

    moef
    (de ~ (v.), ~fen)

    een mof of moffel
    Het is een soort losse mouw, vaak van bont, waarmee men zijn 2 handen kan warm houden in de winter; soortgelijke koker aan elk van de handvaten van een fiets

    Antwerpen: moeffel, vr. -s
    Kempen: moef, moeffel

    WNT: zuidnederl. moef
    - Eene soort van ruige losse mouw; in dien zin thans verouderd: wel nog gebruikt voor eene bekleeding van den arm bij meisjes, en dan eene soort van losse wollen mouw; ook wel, in de samenst. polsmofje, voor een bekleeding van den pols.
    - Eene soort van gewatteerden koker, van buiten meestal met bont bekleed, aan de twee einden open, en waarin men de beide handen steekt; als middel tegen de koude; bijna uitsluitend in gebruik bij dames. Verg. fr. manchon, afgeleid van manche, naast fr. moufle, dat men van een Germ. woord, verwant met mouw, wil afleiden.

    Bèste z’n moef vergèète? Ich vaor nimei trèg èste, stèèk z’n haan dan mêr èn z’n maole! (Zijt ge uw moffel vergeten? Ik vaar (= rij) er niet voor terug, steek uw handen dan maar in uw zakken)

    Provincie Limburg
    Bewerking door de Bon op 03 May 2018 15:17
    0 reactie(s)

    moef
    (de ~ (v.), ~en)

    mof, sok, kraag, bushing
    Het is een hulpstuk, met of zonder draad, die 2 buizen verbindt en kan bestaan uit metaal, rubber of kunststof.

    > technisch vakjargon

    Om de pelletkachel van de 1 pijp op d’ ander aan te sluiten, hebben we een moef in RVS nodig.

    De darm van de dampkap is kleiner dan het gat in de muur. Hiervoor zullen we een moef moeten gebruiken.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 03 May 2018 15:17
    0 reactie(s)

    moef
    (zn. m. -fen)

    (pejoratief) Duitser, mof

    De moefe zn we weg, ma tzal ni lank dure!

    Provincie Antwerpen
    Bewerking door de Bon op 03 May 2018 15:16
    1 reactie(s)

    moffel
    (de ~, (v.), ~s)

    mof, warmhouder voor de handen in bont;
    zie ook moef
    in Antwerpen moeffel

    Van Dale 2014: gewestelijk

    Francesc Masriera - Winter 1882 - Google Art Project
    Winter 1882, door Francesc Masriera

    Oma had voor de drie meisjes een moffel in konijnenbont gemaakt, ze hadden heel de winter warme handjes.

    Provincie West-Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 03 May 2018 15:15
    1 reactie(s)

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.