Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Hinderen, ergeren, tot last zijn.
< niet handen, niet gemakkelijk zijn en vandaar: hinderen
Dit werkwoord is, door toedoen van mutatie van de bilabiale approximatief, in Oost-Vlaanderen tot besannen verworden. In West-Vlaanderen zegt men daarentegen (historisch oorspronkelijker) ‘mesannen’.
ook in de Kempen
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Mishanden, (meshanden), belemmeren, lastig zijn, onthanden, ontrieven, hinderen. In Noord-Nederland bijna niet in gebruik, t.w. alleen in Zeeland.
“De tabakrook mishandt hem”, De Bo (1873).
“Die schup mishandt me geweldig: ik en kander nie’ mee werken”, Cornelissen-Vervliet (1899).
> antoniem: handen: geschikt zijn, iets dat gemakkelijk of aangenaam is, aanstaan, bevallen, lijken, zoowel als: gelegen komen, passen, vlijen, schikken (Kiliaan 1588)
- Deze verandering zal mij handen: zal mij aangenaam zijn, Schuermans (1865-1870)
Van Dale 2018: mishanden
niet algemeen
1. iem. niet van pas komen
2. figuurlijk hinderen
• het mishandt mij
zie ook mishand, besant da nie, het messant niet
Zoudt ge mij nen keer kunnen helpen, als het niet mishandt?
Hinderen, ergeren, tot last zijn.
< niet handen, niet gemakkelijk zijn en vandaar: hinderen
Dit werkwoord is, door toedoen van mutatie van de bilabiale approximatief, in Oost-Vlaanderen tot besannen verworden. In West-Vlaanderen zegt men daarentegen (historisch oorspronkelijker) ‘mesannen’.
ook in de Kempen
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Mishanden, (meshanden), belemmeren, lastig zijn, onthanden, ontrieven, hinderen. In Noord-Nederland bijna niet in gebruik, t.w. alleen in Zeeland.
“De tabakrook mishandt hem”, De Bo (1873).
“Die schup mishandt me geweldig: ik en kander nie’ mee werken”, Cornelissen-Vervliet (1899).
> antoniem: handen: geschikt zijn, iets dat gemakkelijk of aangenaam is, aanstaan, bevallen, lijken, zoowel als: gelegen komen, passen, vlijen, schikken (Kiliaan 1588)
- Deze verandering zal mij handen: zal mij aangenaam zijn, Schuermans (1865-1870)
zie ook mishand, besant da nie, het messant niet
Zoudt ge mij nen keer kunnen helpen, als het niet mishandt?
Hinderen, ergeren, tot last zijn.
< niet handen, niet gemakkelijk zijn en vandaar: hinderen
Dit werkwoord is, door toedoen van mutatie van de bilabiale approximatief, in Oost-Vlaanderen tot besannen verworden. In West-Vlaanderen zegt men daarentegen (historisch oorspronkelijker) ‘mesannen’.
ook in de Kempen
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Mishanden, (meshanden), belemmeren, lastig zijn, onthanden, ontrieven, hinderen. In N.-N. bijna niet in gebruik, t.w. alleen in Zeeland.
- Wat mishandt u, dat andere licht ontfaen Vander sonnen? Gentsche Sp. 58 (1539)
> antoniem: handen: geschikt zijn, iets dat gemakkelijk of aangenaam is, aanstaan, bevallen, lijken, zoowel als: gelegen komen, passen, vlijen, schikken (Kiliaan 1588)
- Deze verandering zal mij handen: zal mij aangenaam zijn, Schuermans (1865-1870)
zie ook mishand, besant da nie, het messant niet
Zoudt ge mij nen keer kunnen helpen, als het niet mishandt?
terughoudend zijn, veinzen, afgezonderd zitten, smeulen
ook muikeren
Van Dale : niet algemeen
Regio West-Vlaanderen= een muker: pejoratief voor een veinzer, stil water (Belgische kust-Midden West-Vlaanderen)
zie ook: niepetiene
< mogelijk verband: mokken (pruilen) – mocken 1599- middelnederduits, hoogduits mucken, vgl. latijn mugire (loeien)), grieks mu! (au!), muzein (snuiven, steunen) , mugmos (zucht); klanknabootsend gevormd. (uit Van Dale Etymologisch woordenboek 1997)
“Wacht u van muikende lieden” De Bo (1873)
“De stove muikt: de kachel brandt niet goed door” (voorbeeld uit Van Dale 2015)
terughoudend zijn, veinzen, afgezonderd zitten, smeulen
ook muikeren
Van Dale : niet algemeen
Regio West-Vlaanderen= een muker: pejoratief voor een veinzer, stil water (Belgische kust-Midden West-Vlaanderen)
zie ook: niepetiene
mogelijk verband: mokken (pruilen) – mocken 1599- middelnederduits, hoogduits mucken, vgl. latijn mugire (loeien)), grieks mu! (au!), muzein (snuiven, steunen) , mugmos (zucht); klanknabootsend gevormd. (uit Van Dale Etymologisch woordenboek 1997)
“Wacht u van muikende lieden” De Bo (1873)
“De stove muikt: de kachel brandt niet goed door” (voorbeeld uit Van Dale 2015)
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.