Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
- knoeien, prutsen
- frauderen, sjoemelen
vwn: bedriegen, sjoemelen
Woordenboek der Nederlandsche Taal: foefelen
1. Bedriegelijk te werk gaan, vooral bij het spel.
“Ik kan niet begrijpen hoedat hij altijd wint, hij moet er onder fo?felen. In kiezingen wordt er dikwijls gefo?feld”, Cornelissen-Vervliet (1899)
2. Slecht of morsig werk leveren, knoeien, morsen.
“Die onbehendige werkman is bezig met foefelen. Een schoolkind foefelt als het kladden maakt in ’t schrijven, De Bo (1873).
Van Dale 2013 online: Belgisch-Nederlands spreektaal
DS2015 geen standaardtaal (ondanks bloemlezing onder)
zie ook uitfoefelen, foefelaar, gefoefel
> andere betekenis van foefelen
Als ge nog veel foefelt aan uwen otto is hij straks helemaal naar de knoppen.
We hebben wat gefoefeld met de belastingen.
Ambtenaren konden jarenlang foefelen bij Regie der Gebouwen (standaard.be)
De uitzonderlijke vervolging komt er nadat het drietal foefelde met handtekeningen. (standaard.be)
Wie foefelt, gaat eruit – De Standaard
iets verbergen, ergens instoppen (soms heimelijk, soms onhandig, …)
vnw: vlug wegstoppen, wegmoffelen
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Blijkbaar verwant met Foef. In Zuid-Nederland: Vlug of handig ergens instoppen; moffelen.
Van Dale 2013 online: Belgisch-Nederlands spreektaal
vergelijk: wegfoefelen; infoefelen; tussenfoefelen
Foefelt dat deken er maar goed tussen anders lig ik vannacht bloot.
Foefelt dat briefke maar in uw spaarpot.
En ondertussen had hij die gestolen juwelen al ergens weggefoefeld natuurlijk.
> andere betekenis van foefelen
sjoemelaar, bedrieger
vnw: sjacheraar, sjoemelaar
v.: foefelaarster
niet in Van Dale 2015 online
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Blijkbaar verwant met Foef. In Zuid-Nederland.
Bedriegelijk te werk gaan, vooral bij het spel.
zie ook foefelen
“Ik had dan een kaart waar je elke dag een glas melk moest op tekenen. En ook een glas melk drinken natuurlijk. Indien je dat een bepaalde tijd deed werd je lid van de melkbrigade en kreeg je een lidkaart. Ik was een foefelaar want ik lustte geen melk!” (happymama.be)
“Ik ken vzw‘s maar al te goed en ik weet dat in elke vzw er minstens één foefelaar zit die door gebrek aan controle af en toe enkele duizenden euro’s kan doen verdwijnen.” (uit een forum)
“Mijn vriendin heeft geen weet van een buitenlandse rekening, haar ex-man was/is een grote “foefelaar” als het op geldzaken aankwam/komt." (juridisch forum)
> andere betekenis van foefelaar
prutser, knoeier
v.: foefelaarster
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Blijkbaar verwant met Foef. In Zuid-Nederland.
Foefelaar, knoeier (Cornelissen-Vervliet); Slecht of morsig werk leveren, knoeien, morsen.
ook in de Kempen
zie foefelen
Die foefelaar is aan mijn auto aan ’t werken geweest en mijn handrem werkt helemaal niet meer.
> andere betekenis van foefelaar
kussensloop
Etymologie: Middelnederlands: fluwine < Latijn: pulvinus (kussen)
uitspraak:
flewijn: in sommige Kempense regio’s
fluwaan: Antwerpen en Antwerpse Kempen
Toen ik in mijn bed stapte, zag ik dat mijn moeder mijn fluwijn ververst had.
Doet gij de flewijn aan het kussen, dan leg ik het laken op het bed!
“Het fluwijn is 38 cm op 28 cm en is gemaakt uit dezelfde stof als de boord van het lakentje, ofwel opnieuw uit wit katoen met een boord uit een ander stofje …” (sewbel.blogspot. 2012/07)
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.