Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
fieëmdos handschoen
fieëme vinger
fieëmen hand(en)
(ZELE EN ZIJN BARGOENS: dialectwoordenboeken.be)
Het vnw kent ook de fig. betekenis van coifferen als vleien. Zelf ken ik dat niet. Iemand? Voorbeelden?
De vrt vindt het blijkbaar onderdeel van haar opdracht tot taalverheffing om de Vlaming Noord-Nederlandse woordjes aan te leren: 6.297.388 mensen (55 procent van de bevolking) kregen ook al een herhalingsinenting, een zogenoemde boosterprik of “oppepprik”.
Oppepprik wordt niet door de Vlaming gebezigd, noch in de VL media gebruikt. Waarom moet de vrt dat dan introduceren? Omdat taalgidsland NL dat woord gebruikt? Taalonderdanigheid of het slaafs volgen van de N-NL taalnorm. Hopelijk heeft dit niets te maken met de nieuwe taaladviseur van de vrt?
Ik denk dat het algemeen Vlaams is: moeder heeft viskes gebakken. Ik zal het lemma aanpassen.
dore, doren, dorel, dool, door, dorie, doring zn.: dooier. Ook Zvl. doren, Vlaams dorre ‘eierdooier’. (F. Debrabandere (2010), Brabants etymologisch woordenboek: de herkomst van de woordenschat van Antwerpen, Brussel, Noord-Brabant en Vlaams-Brabant, Zwolle)
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.
