Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Wees welgekomen | Willekeurig | Top woorden | Recent
De onderstaande definities zijn de laatst gewijzigde definities van Vlaamse termen in ons woordenboek.
Deze lijst is ook beschikbaar als RSS Feed
afkomstig van de overkant van de Schelde, gezien vanop de rechteroever; Oost- of West-Vlaams
De uitdrukking wordt tegenwoordig ook buiten de Stad Antwerpen gebruikt.
zie ook Vlaanders, Vlaanderaar
“Maar de junioren van Floriant Merelbeke willen in beeld komen. Ze komen dus van over ’t water !” (De Korfbalkrant 190712)
“Antwerpen is een stad waar men spreekt over de mensen van “over ’t water” (linkeroeverbewoners) tegenover de sinjoren (de Antwerpenaars). De Schelde vormt sinds de 11de eeuw een historische grens tussen deze twee gebieden.” (Antwerpengids.be) zie sinjoor
aanspreking: om te omzeilen dat men het meer intieme ’mijn schat(je) zou moeten zeggen"; om te benadrukken dat iemand zijn/haar schat niet (meer) is
“Schat van een ander
Schat van een ander
Waar is de tijd gebleven?
Dat wij elkander trouw beloofden voor het leven
Schat van een ander
Schat van een ander
Ik wil maar kan het niet vergeten
Die mooie uren met jou
Maar nu ben jij, de schat van een ander”
(Schat van een ander – Bobby Prins)
dievel.be: “Schat van een ander, mag ik deze dans van u? En van à één à twee, van links en rechts. Dansez, maintenant!…”
huilen, wenen, schreeuwen
(Antw. ww. bleite, blètte, geblèt)
uitdrukking: oog, dat is om een ~ uit te bleiten
Mijn lief heeft het afgemaakt en ik heb een hele week zitten bleiten.
Onze Louis bleit niet, als hij moet gaan slapen.
1) uitermate moe, moedeloos, kapot, pompaf
2) morsdood
uitdr.:
Zich steendood vervelen
Dat is voor steendood te vallen
verniet, steendood
Oas de bloaren al goe afgevalle zijn, keunde zuu nu en tons ne kier steenduut thuiskome van ’t wirk.
Als de bladeren al goed afgevallen zijn, kunt ge zo nu en dan eens steendood thuiskomen van het werk.
Die kat op de rijbaan is zo plat als een vijg (plat, zo ~ als een vijg) en steendood ook.
vals spelen
zie ook trichen, trischer
< Fr. ‘tricher’
Elke keer als Tom mee komt kaarten, probeert hij te trischen.
zachtgekookt
Ik eet graag mijn eitje nis met soldaatjes of bij asperges. Lekker !
dennenappel, mastentop.
Wellicht slaper genoemd omdat ze open en dicht gaan naargelang het weer.
Ai wat is da ? Ochot, er is ne slaper op uwe kop gevallen.
afkomstig van de overkant van de Schelde, gezien vanop de rechteroever; Oost- of West-Vlaams
De uitdrukking wordt tegenwoordig ook buiten de Stad Antwerpen gebruikt.
zie ook Vlaanders, Vlaanderaar
“Maar de junioren van Floriant Merelbeke willen in beeld komen. Ze komen dus van over ’t water !” (De Korfbalkrant 190712)
“Antwerpen is een stad waar men spreekt over de mensen van “over ’t water” (linkeroeverbewoners) tegenover de sinjoren (de Antwerpenaars). De Schelde vormt sinds de 11de eeuw een historische grens tussen deze twee gebieden.” (Antwerpengids.be) zie sinjoor
ondersteboven, een beetje ziek, mottig
zie ook paraplu staan
Ik had niet van die vis mogen eten, ik voel me een beetje paraplu.
in bedenkelijke staat zijn; in de war zijn
in Antw. ook: paraplu zijn, liggen (mens of dier)
WNT:
2. Oneigenlijk, in toepassing op verschillende zaken die in vorm eenigszins op een regenscherm gelijken.
g. Als praed. bnw. of als bijw. gebezigd in de volgende (Vlaamsche) aanhaling.
“Reintje zijn buik sloeg parapluie van den honger” in Ned. Tijdschr. v. Volksk. 1930
Hebt ge die fiets gezien die door een camion is overreden; die staat helemaal paraplu.
Het waaide heel hard aan de zee. Na de wandeling stond mijn haar paraplu.
Hij was helemaal paraplu van de hitte.
1. losbol, lichtjes op zijn kop gevallen niet ernstig te nemen persoon
2. kwibus, kwiet, kwiebel, kwieten
soms ook bistenkwiebel
WNT: kwistenbijbel
Uit wvl. kwiste `ruzie’ en bijbel (?): (W.-Vl.) Ruziezoeker.
Van de Vyvere bekeek hem eens, als wou hij zeggen: ”Hela, kwistenbiebel, braaf zijn, hein! Of anders …” En De Jaegere was braaf, en bij de naamafroeping stemde hij, de eerste van de heele kamer: Jaaa! De West-Vlaming 6 Dec. 1930, 10 c.
1. Zie die kwistenbiebel daar nu eens bezig! Hij is bezig de straat proper te maken met handborstel en vuilblik.
2. Hela kwistenbiebel, ge houdt het schilderij op zijne kop!
uitdr. van verbazing, van verwondering
zie ook voeten, amai mijn ~, botten, amai mijn ~, jawadde, oor, amai mijn ~, orgel, kust nu mijn ~
Een goei vriendin heeft een serieus spectaculair accident gehad. Ze was in haar recht maar hare wagen heeft, door een botsing met een andere auto, 3x een spin gemaakt rond zijn as, is van de berm naar beneden gecatapulteerd, bonk tegen een boom. Zij en haar 2 kinderen zijn er levend, zonder veel schrammen en met de schrik vanaf gekomen. Amai mijn orgel, hebben die es efkes 5 minuten chance gehad.
uitdr. van verbazing, van verwondering
zie ook voeten, amai mijn ~, botten, amai mijn ~, jawadde, oor, amai mijn ~, orgel, kust nu mijn ~
Een goei vriendin heeft een serieus spectaculair accident gehad. Ze was in haar recht maar hare wagen heeft, door een botsing met een andere auto, 3x een spin gemaakt rond zijn as, is van de berm naar beneden gecatapulteerd, bonk tegen een boom. Zij en haar 2 kinderen zijn er levend, zonder veel schrammen en met de schrik vanaf gekomen. Amai mijn orgel, hebben die es efkes 5 minuten chance gehad.
bord, ook telloor, teljoor, taljoor
> Duits: Teller = bord
> Frans: tailloir = hakbord
WNT:
gewestelijk ook m. en vr., mv. teljoren. Daarnaast taljoor (in meer fransche spelling tailloor enz.); telloor, talloor, in een groot deel van Brab. en in het Land van Waas; talloore (vr.), in ’t Z.-O. van Vlaand.; teljer, bij schuerm. (1865-1870). In ’t Westvl. is een vr. taljoore, teljoore.
Bord, schotel, waarop vleesch wordt voorgesneden (in dezen zin lang verouderd); vervolgens, en dit is reeds in ’t Mnl. de gewone bet.: tafelbord, etensbord, bord.
Ik heb alles op mijn talloor opgegeten.
Hij heeft zijn talloor opgeten.
Neem eens een talloor uit de kast! We gaan eten.
bord
zie ook: talloor, telloor
> fr. tailloir, tailler
Hageland, West-Vl., Gent, Antw.: talloor
Brugge : taljoare
MNW: taeljoor: schotel voor het snijden van vlees
tafelbord: 16de en 17de E.
ndl. (verouderd) teljoor, taljoor, tailloor (b. v. Huygens, Cluyswerck 234).
WNT:
gewestelijk ook m. en vr., mv. teljoren. Daarnaast taljoor (in meer fransche spelling tailloor enz.); telloor, talloor, in een groot deel van Brab. en in het Land van Waas; talloore (vr.), in ’t Z.-O. van Vlaand.; teljer, bij schuerm. (1865-1870). In ’t Westvl. is een vr. taljoore, teljoore.
Bord, schotel, waarop vleesch wordt voorgesneden (in dezen zin lang verouderd); vervolgens, en dit is reeds in ’t Mnl. de gewone bet.: tafelbord, etensbord, bord.
Men gebruikt diepe en platte teljoren om te eten, een diepe teljoor voor de soep en een platte teljoor voor de groenten en de patatten.
een hoofddoekje. Vroeger meer gebruikt dan nu omdat de vrouwen er toen altijd een droegen op het veld bvb.
Ze had vandaag haar gestreept snurksken op.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.