Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Wees welgekomen | Willekeurig | Top woorden | Recent
De onderstaande definities zijn de laatst gewijzigde definities van Vlaamse termen in ons woordenboek.
Deze lijst is ook beschikbaar als RSS Feed
vlek, klad
plak, bv. geboorteplak
Van Dale 2014 online: Belgisch-Nederlands, niet algemeen
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Een klein gedeelte der oppervlakte van iets dat anders van kleur is dan de oppervlakte er om heen. Inzonderheid: een (natuurlijke) vlek van ronden of anderen vorm op de huid van mensch of dier. Dikwijls met aanwijzing van de kleur der vlek: een blauwe plek. kunstmatig aangebrachte vlekken.
Met wijnplekken op een tafelkleed moet ge bij tante Kaat zijn. Die zal u vertellen hoe ge die eruit krijgt.
Ge moet nu eens zien, ik heb allemaal van die rooi plekken op mijne arm gekregen. Zou dat een of ander allergie zijn?
Op mijn armen en op mijn lijf zijn er veel blauwe plekken overal waar hij genepen heeft, stijn streuvels, Minneh. 2, 192 (1903) (WNT)
misdienaar
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Laat-middelnederlands corael, crael. Of uit mlat. choralis, òf — waarschijnlijker — uit waalsch coral, ”enfant de chœur”.
Eig. Koorknaap, zoowel in den zin van misdienaar als van (jeugdig) zanger die meezingt in het kerkkoor.
zie kraal en kriaaltje, misdiender
wentelteefjes: in melk met ei geweekt oud brood, gebakken in de pan
zie ook: gewonnen brood, verloren kost, klakkaard
< Frans: pain perdu
Van Dale online: BE, spreektaal
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Verloren brood, in melk en eieren geweekt en daarna gebakken overgeschoten, oudbakken brood; wentelteefjes. Ook als benaming voor zekere personen en dan zooveel als: leeglooper, doordraaier.
Recept voor Verloren brood met Petrus Tripel: zie reactie hierbij!
uitglijden
Zigk madam, ich bin waal oetgeglietsjt euver dae sjtrondj van urre hondj!
Zeg mevrouw, ik ben wel uitgegleden over die stront van Uw hond!
- alg.: gereedschap, verzameling werktuigen, alm
- fig.: spottende naam voor mannelijke geslachtsdelen, vgl: gerief
Van Dale 2014 online: Belgisch-Nederlands, archaïsch
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Alaam, allam (met verwisseling van accent ALM, ALEM): Het woord was en is alleen in Zuid-Nederland en in Zeeuwsch-Vlaanderen bekend en daar nog thans algemeen; het beteekent gereedschap.
< Middelnederlands: ‘allame’ < andlame, waarbij and- overeen komt met eerste deel van ‘antwoord’ en -lame vergelijkbaar is met Eng. ‘loom’. Hetzelfde woord als Oudengels andloman (meervoud) dat “gerief, gereedschappen” betekende, evenals “penis”.
gezegden:
- alg.: Zijn alaam kennen: zijn vak verstaan
- fig.: Een aardig stuk alem: een rare kwant
zie ook alaambak
- In de Brico zal je alle alaam vinden die je nodig hebt om parket te leggen.
- Als de buurman zijn fietsbroek aan heeft, zie je heel duidelijk zijn alaam zitten.
- “Dyveerssche halaemen dienende ter neerrynghe der draperye als scietspoelen, caerden ende dier ghelycke,” – uit de Spelen van Cornelis Everaert, ca. 1530
doek
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Plak: Lap, doek. Gewestelijk (b.v. in Limburg) in gebruik voor: doek in ’t algemeen en, vooral in samenstellingen, ook voor bepaalde soorten van doeken.
Noa datter oetgeglietsj (oetglietsje) is lupper mèt ziene erm in de plak.
Nadat hij uitgegleden is loopt hij met zijn arm in een doek.
Een vrouwendoek heet eenvoudig plak; een halsdoek of das halsplak, en een zakdoek teschplak, Onze Volkst. 2, 225 b. (WNT)
plaats in div. betekenissen: kamer, ruimte, vlek, plek…
dim.: plakske
Ook in prov. Antwerpen
Van Dale 2014 online: (gewestelijk) plek
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Plak: plek, plaats, in ’t algemeen; zoowel in toepassing op eene plaatsruimte, als op eene zit- of staanplaats. Gewestelijk in verschillende streken in gebruik, b.v. in Groningen, Friesl., Antwerpen, Brabant.
Doë wor geen plak nimei èn de kafei (er was geen plaats meer in het café).
En plak van gaas te gèève, dauwdeter op de frèè (in plaats van gas te geven, duwde hij op de rem).
Sondes ès ’t noênèète èn de goej plak (op zondag middagmalen we in de bezoekerskamer).
Kik nau, ’n vaul plak op ze goêd kostum (kijk nu, een vuile vlek op je zondagse pak)!
nummerplaat van een auto
< Frans: plaque d’immatriculation
Ook in de Antw. Kempen
West-Vlaanderen: een plakke
Van Dale 2014 online: gewestelijk, plaat
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Plak: Iets dat in vorm op eene snede of schijf gelijkt.
In Vlaanderen (onz. gebruikt), eveneens naar het voorbeeld van frans plaque, voor: plaat van metaal of glas. Inzonderheid: Naamplaat, plaatje met den naam van een persoon, eene straat enz. Ook de genummerde plaat van een automobiel, een rijwiel enz.
De politie vroeg me of ik het plak van de wagen kende? (Leiestreek)
Ken je gie joen plak va joen otto? (Ken je de nummerplaat van jouw auto?) (Westhoek)
De plak van dien auto is zo smerig, als ze hem lezen, kunnen ze geen boete uitschrijven. (Antwerpse Kempen)
een veld, een uitgestrekte plaats, plek
Van Dale 2014 online: gewestelijk
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Plak: Eene zekere uitgestrektheid gronds enz.
Op de plak is plaats genoeg om te sjotten.
“Het schoolplak” was geen school. Het was gewoon de volkse benaming van het plein (“plak”) gelegen aan de Onderwijsstraat – Lange Stuivenbergstraat – Schoolstraat. (geschiedenisvanantwerpen.be/forum)
“Op die plak zaai ik koren”, Cornelissen-Vervliet (WNT)
(hard) werken
Van Dale:travakken
toegevoegd in 2007
BE; spreektaal hard werken
zie ook travo
Woordenboek der Nederlandsche Taal: trafakken, travakken:
Bargoense vervorming van frans travailler, hoofdzakelijk in Zuid-Nederland in gebruik, en aldaar ook in sommige dialecten opgenomen. Vergelijk voor den vorm dial. hd. trawaklen ”angestrengt arbeiten”.
Mendag is de vacance om en mutte we wee gaan travakke.
(Maandag is de vakantie voorbij en moeten we weer gaan werken.)
We moesten hard travakken om op tijd met het werk klaar te zijn.
pruttelen, mopperen
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Gewestelijk in Zuid-Nederland.
“As ge dieë’ jong iet gebiedt, hij semmelt altijd tegen” (Cornelissen-Vervliet)
Kom zoon, deze jeansbroek aandoen, die ander is in de was. Ge moet zo niet semmelen, ge doet die toch aan!
babbelen, roddelen
Van Dale 2014 online: gewestelijk
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Wisselvorm naast Sammelen. Wauwelen, kletsen. Gewestelijk in Zuid-Nederland.
Ze hée’ meer as ‘en uur zitten semmelen over alle vodden. Da’ wijf kan iet doen van semmelen, Cornelissen-Vervliet (1899)
Gij hebt geen goeie punten; gij semmelt te veel in de klas.
dom, onhandig iemand
ook in Hageland, Vlaams Brabant
Antwerpen: scheldwoord voor onnozelaar, scharminkel
Kempen: scheldwoord voor achterlijke aap, onnozelaar
Leuven: matteko
Halle: mettekou
Vlaamse Ardennen: martiko
Mechelen: onnozele, onnozelaar, onhandig iemand
Niel: mettekoo: rug
Woordenboek der Nederlandsche Taal: modern lemma: marteko, ook wel martiko
In Zuid-Nederland een naam voor den aap, en zooals De Bo (1873) opmerkt, bepaaldelijk voor het jong van den aap. Mocht men dus denken aan een diminutief, dan moet men wel vragen of Marteko een verkleining zou kunnen zijn van Martijn (bij Kiliaan (1588) ook Marte), vanouds een naam van den aap (…) maar een vorm martico is in het Fransch niet aangewezen."
Marticot bestaat niet in het Frans, maar wel in het Waals waar het makaak (Macaca) betekent (Waalse wikipedia).
Als ge drie keer zout op de patatten doet, zijt ge toch wel nen echten metteko!
gebakje
Woordenboek der Nederlandsche Taal: 3. In Zuid-Nederland, in navolging van het Frans Gebakje, taartje, pasteitje.
Van Dale 2017: pateeke
1. BE; spreektaal gebakje, taartje
Klik op de afbeelding
Verschillende pateekes
We hadden lekkere pateekes voor bij de koffie.
rolluik, of luik dat voor de venster kan worden gedraaid, vensterluik
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Waarschijnlijk van Romaanschen oorsprong. Thans nog in Oost- en West-Vlaanderen: een vensterblind dat naar binnen opengaat. De Bo (1873) ook in Brabant is het een vensterluik, vensterblind (Cornelissen-Vervliet)
Etymologie: “blaf” kan verwijzen naar het (oud)duits “bleek” (blaß)- , “tur” is een deur. In vroegere tijden werden perkamenten luikjes aangebracht voor de vensters om het zonlicht of de tocht tegen te houden. Het perkament had een bleke, vale kleur. Vandaar de combinatie blaf-tuur, nl. oorspr. een bleek deurtje. Nu verwijst het naar de luiken voor een venster. Deze hebben eveneens de vorm van een deur.
zie ook persienne, persjennen
En vergeet de blaffeturen niet dicht te doen als het donker wordt.
In de zomer sluit ik meestal mijn blaffeturen.
Trek de blaffeturen maar op!
De planken van een rek vormen een schab. Zo kunnen er meerdere schabben boven of onder elkaar zijn.
zie ook schap
Woordenboek der Nederlandsche Taal: schab: Andere vorm naast Schap. Plank in een kast of langs een wand, tot bergplaats bestemd. In Zuid-Nederland.
In de wasserij lagen er honderden pakken gestreken was, in grauw papier (papier, grauw ~) ingepakt, op hoge rijen schabben opgetast, tot ze met de stootkar thuis bij de klanten werden afgeleverd. Dien tijd is lang voorbij.
Voor mij nen trappist van ’t schab. Dat is altijd veel lekkerder dan ene uit de ijskast.
Artikel 2dehands.be: staand rek + bijhorend schab om aan de muur te bevestigen. (Turnhout)
Op het hoogste schab bevonden zich flesschen anijs en jenever, (V. Loveling, Hoofd v. ’t huis 80, Gent).
afkeer verwekken, tegenstaan, de keel uithangen
Van Dale 2013 online: Belgisch-Nederlands, informeel
Da miezerig weer begint echt wel tege te steke ze, geef mij ma snel wa zon.
1) Dat komt vanzelf wel
2) uitdrukking:
Het komt op gelijk grote kak en het moet doorgaan gelijk grote kak: impulsief handelen zonder nadenken, iets wat direct moet gebeuren, geen geduld hebben
NL: het komt op als (het) kakken: het komt plotseling en onweerstaanbaar
1) De examens zijn vlot gegaan, hij moest niet te lang nadenken want de antwoorden op de vragen kwamen gelijk grote kak.
2) Nu dat ze geërfd hebben, hebben ze maar direct ne mobilhome gekocht op de wilde boef (boef, op de wilde ~). Dat kwam op gelijk grote kak, en dan moest dat maar doorgaan gelijk grote kak.
waar je aan denkt moet gebeuren!
idem in prov. Antwerpen
Zeg! Wil jij nu echt persé vandaag de zolder opruimen? Als gij iets in uwe kop hebt, dan hebt ge ’t ook ni in uw gat.
mooi kijken, lief zijn om iets te bekomen
Ziet hem schoonogen naar zijn vrouw om dat nieuw model van auto te mogen kopen!
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.