Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Wees welgekomen | Willekeurig | Top woorden | Recent
De onderstaande definities zijn de laatst gewijzigde definities van Vlaamse termen in ons woordenboek.
Deze lijst is ook beschikbaar als RSS Feed
Spitsmuis
wordt zo genoemd omdat men in de ME dacht dat de beet ervan giftig was
Woordenboek der Nederlandsche Taal: In Zuid-Nederland benaming voor de verschillende soorten van spitsmuizen (geslacht Sorex).
> Aarddol, te St. Truiden als benaming voor de spitsmuis en ook wel voor de mol.
Van Dale 1995: gewestelijk
zie ook dolleke, eijerdolleke
De kat kwam met een kadootje af: een levensloze dol.
bromvlieg
Woordenboek der Nederlandsche Taal: dol, dolvlieg.
In Zuid-Nederland benaming voor de blauwe vleeschvlieg en misschien ook voor andere soorten van ”bromvliegen”.
- Zacht Liet hij zijn bruintje stappen naer behagen; Sloeg soms ’nen dol, die ’t glanzig beest kwam plagen, Weg met een mei, v. Beers, Jongelingsdr. 127 (1853).
zie ook: maneschijter, maneschieter, moaneschietter, ronker, rulder, mug
Er vliegt een vieze dol rond mijn eten.
razend
ook: “gelijk ne raastige ergens opvliegen”, waarmee een wildebras wordt bedoeld
zie ook razendig
Woordenboek der Nederlandsche Taal:
Razendig (raasdig, raastig), in zndl. dial. hetzelfde als razend in verschillende betekenissen.
Antwerpen: raasdeg; zn: raasdege
Toen ik te weten kwam dat ze achter m’n rug allemaal leugens waren gaan vertellen, was ik echt raastig.
Met heet weer tijdens de hondsdagen, vliegen de dollen raastig rond op zoek naar vlees om eitjes te kunnen leggen.
Gelijk een raastige zot en helemaal in paniek kwam em aangereden met zijne velo.
bemoeial
persoon die overal zich tussen wringt,om zijn gedacht te zeggen (zonder dat dit hem gevraagd wordt)
Woordenboek der Nederlandsche Taal: znw. gemeensl. Uit (zich) Moeien en Al, zelfst. vnw. Iemand die zich bemoeit met allerlei dingen die hem niet aangaan. In Noord-Nederland thans vervangen door bemoeial.
Van Dale 2016 online: BE
zie ook miemoeial, moeien, zich ~
Is me dat toch een echte moeijal, die nieuwe collega.
Hij komt zich bemoeijen met iets wat hem niet aangaat.
bemoeial
persoon die overal zich tussen wringt,om zijn gedacht te zeggen (zonder dat dit hem gevraagd wordt)
Woordenboek der Nederlandsche Taal: znw. gemeensl. Uit (zich) Moeien en Al, zelfst. vnw. Iemand die zich bemoeit met allerlei dingen die hem niet aangaan. In Noord-Nederland thans vervangen door bemoeial.
Van Dale 2016 online: BE
zie ook miemoeial
Is me dat toch een echte moeijal, die nieuwe collega.
Hij komt zich bemoeijen met iets wat hem niet aangaat.
uitgaan, gaan drinken
Van Dale 2013 online: Belgisch-Nederlands, informeel
vergelijk: Woordenboek der Nederlandsche Taal:
Drank of spijs in zijn lijf enz. lappen, — (naar) binnen lappen, naar binnen slaan, gulzig gebruiken; ook wel zonder ongunstige bijgedachte voor: drinken, eten.
lappen: drinken, ook uitlappen: ”Een glas bier uitlappen”, De Bo (1873)
zie lapzak
Lappen, ”de herbergen afloopen in stede van te werken” (Joos (1900-1904), Cornelissen-Vervl.)
Elke vrijdagavond ging zatte Pierre steevast op de lappen met zijn maten.
Hij is heel de nacht op de lappen geweest.
zonder meer, helemaal
vgl. vlakaf
Van Dale 2013 online: Belgisch-Nederlands, informeel
Woordenboek der Nederlandsche Taal: effenaf, in Zuid-Nederland:
- Zonder meer, zonder omwegen, kort en goed
- zonder versiering
- kortaf
Deze muziek is effenaf mijn goesting.
”Zij was maar effenaf gekleed”, Cornelissen-Vervliet (1899)
gek, zot, debiel zijn, doordraaien, doortrappen
< vroeger in Antwerpen: vliegen vangen: “Hij vangt vliegen”.
zie ook vanger
Woordenboek der Nederlandsche Taal: vangen, in de verbinding: vliegen vangen
In aansluiting bij het voorafgaande is waarschijnlijk te verklaren ‘vangen’ in de betekenis ”getikt zijn, niet goed wijs zijn” (waarbij men met de hand een vangende beweging ter hoogte van het voorhoofd maakt) in Zuid-Nederland.
De haard van deze Zuid-Nederlandse uitdrukking schijnt Antwerpen te zijn, waar ze reeds in het begin van deze eeuw algemeen gebruikelijk schijnt te zijn geweest; ze is tijdens en na den wereldoorlog 1940-’45 erg in de mode gekomen, doch thans nog niet overal in Zuid-Nederland doorgedrongen.
“B.: Haha ik heb den dikken B. te pakken.
K.: Gij vangt zeker, die zit nog bij P. H. in Antwerpen”.
(’t Pallieterke 25 Nov. 1948.)
Van Dale 2013 online: gewestelijk
Wat heeft hij je nu weer wijsgemaakt?
Hij vangt.
Gij vangt zeker? Tegen de richting in door die drukke straat rijden?
pezeweven is zich met kleinigheden bezighouden en erover kibbelen. (algemeen Vlaams)
muggeziften
NL: mierenneuken
zie: pezewever
< Woordenboek der Nederlandsche Taal: Modern lemma: pezeweven
onz. zw. ww. Uit Pees en Weven.
Een in Zuid-Nederland gebruikelijk woord voor: zich met kleinigheden bezighouden, beuzelen; inzonderheid in toepassing op iemand die zich met beuzelarijen ophoudt en het gewichtige verwaarloost. De oorspronkelijke opvatting is onzeker; ook kan het znw. pezewever ouder zijn dan het ww. Misschien was het woord aanvankelijk een technische term bij de weverij. In de ME. werd laken dat ”peesde” als ondeugdelijk beschouwd. Pezewever kan dus iemand genoemd zijn die ondeugdelijk werk leverde. Maar het is ook mogelijk dat het woord schertsend gevormd is en het weven van pezen in plaats van draden als een werk zonder nut wordt aangeduid.
Vergelijk het synon. zemelknoopen.
Hun onbegrepen poëtisch oeuvre wordt zelfs ironisch benaderd, zoals o.m. ‘dié dichters zijn niet meer taal, die zijn boodschap’. Taal? Boodschap? Jawel, in stenen tafelen gebeitelde runetekens. Laat de betweters maar pezeweven, ze vormen de meerderheid.
Iris Van de Casteele
september 2009
1. versiersel zoals o.a. slingers, e.d., versiering, decoratie
2. opsmuk
3. toetakeling (in de Kempen)
uitspraak: /pa ’loa s.e/
zie ook paleren
Woordenboek der Nederlandsche Taal:
Palatie, wat dient om te paleeren
”Met den règen is de palatie nat gewörren en bedörven”, Cornelissen-Vervliet (1899)
1. Een week na datum blijft die palatie nog hangen. ’t Wordt tijd dat we ze wegdoen (= verwijderen, weghalen).
In december ziet ge heel veel kerstpalatie in de straten en in de winkels.
2. In de jaren 80, als we uitgingen, was het mode om veel palatie van juwelen rond uwe nek in uw oren te hangen.
3. Amai, een schoon palatie dat ge gekregen hebt op uw gezicht: een blauw sjiek en een farm schavak op uw kaak.
Antwerpen: bijnaam voor de gevangenis in de Antwerpse Bordeauxstraat
Woordenboek der Nederlandsche Taal:
In Zuid-Nederland vrij algemeen voor gevangenis. De benaming is aldus ontstaan: in het Middelnederlands bestond vroonte, vr(e)unte voor gevangenis; later werd dit woord verward met vrunt ”vriend”, en zodoende kon in den Spaanschen tijd het Spaanse aequivalent van dit woord, amigo, ook op de gevangenis toegepast worden. Als schertsende term is het sindsdien in het Zuiden blijven voortleven.
“Ik zal u in den amigo steken! riep de gebelgde commissaris”, E. Zetternam, Voor twee cents minder (1847).
Van Dale 2016 online: BE; niet algemeen
De polies is hem komen halen en z’emmen em in den amigo gestoken.
te braden of gebraden snede, meestal een plak spek
ook in Vlaams brabant
Woordenboek der Nederlandsche Taal: brade: braai
Hier en daar in Zuid-Nederland (b.v. in het Haspengouw en in Limburg) kent men brade of braai (ook wel bree, voor brede) in den zin van: snede vleesch, inzonderheid snede spek of hesp (ham), gelijk men ze pleegt te snijden om ze in de pan of op den rooster te braden.
zie ook braaien
Ne goeie braai spek en daar een koppel eikes op … jong dat smaakt!
kuit
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Middelnederlands brade – braai
Een woord met de betekenis: Kuit van ’t been; in Noord-Nederland thans verouderd, doch in Zuid-Nederland nog in volle gebruik.
Het vleezig deel van het been, achter de scheen, aan het menschelijk lichaam; de kuit.
- Eyn brade van en beyne, sura, Teuthon. Braede, braeye, kuyte des beens. Kiliaan (1588)
uitspraak in Antwerpen: klik hier
‘k heb pijn aan m’n braaien
achter
uitspraak: klik op het pijltje om het woord te beluisteren
< Middelnederlands: ‘bachten’ < samentrekking van ‘be-’ + grondwoord ‘acht’ + uitgang ‘-en’ (grondwoord ‘acht’ ook in ‘achter’). Analoog als binnen (uit be-in-en), buiten (uit be-uit-en), boven, beneden, etc…
Woordenboek der Nederlandsche Taal: voorz. en bijw. Middelnederlands bachten, bacht en nog thans in West-Vlaanderen zeer gewoon, ook zelfstandig voor achterplaats.
In Noord-Nederland ongebruikelijk.
zie ook: Bachten de Kupe, bachten, naar ~
Ga eens kijken bachten het huis of bachten de garage!
huiveren, afschuw of angst voelen
zie ook vergezzelen
woordherkomst: ‘vergriezelen’ (volgens het Woordenboek der Nederlandsche Taal)
Bij de gedachte aan haar zelfmoord vergerzelde hij helemaal.
zich inzetten, zijn best doen (afgeleid van faire son devoir)
In Antwerpen was de betekenis van ‘zijn devoren doen’: zijn plicht doen, maar is nu verouderd.
graag bevestiging van de regio Gent
< devoor
znw. m. en onz. Ontleend aan frans devoir. In Noord-Nederland niet meer in gebruik.
1. Wat men verplicht is te doen, plicht.
2. Plichtsbetrachting, toewijding, ijver.
?— Inzonderheid in zijn devoor(en) doen, zijn best doen, doen wat men kan. (uit het Woordenboek der Nederlandsche Taal)
Het is triestig, dat ventje doet zo zijn devoren en toch moet hij het leerjaar overdoen!
Het op enthousiaste wijze tot zich nemen van voedsel in combinatie met drank naar keuze (bij voorkeur Zeunt) tot een zeker niveau van verzadiging bereikt is.
Jaarlijks wordt er ook een schoeffelkoning gekroond aan het eind van een decadent (vr)eetfestijn, ook wel gekend als “de Zeuntse schoeffelfeesten”.
Zeer plaatselijk gebruik door een select deelnemersveld, de schoeffelkoning moet elk jaar opnieuw voor zijn kroon “strijden” op het strijdtoneel van de feesttafel.
Van Dale 2014 online: schoffelen, gewestelijk, op andermans kosten teren, gulzig eten of drinken voor een anders rekening
Op de jaarlijkse Zeuntse schoeffelfeesten wordt elk jaar flink wat afgeschoeffeld.
dunne laag aarde afnemen, vlak maken
Woordenboek der Nederlandsche Taal: schoefel: gewestelijke vorm naast schoffel
schoffelen: Met een schoffel van onkruid zuiveren.
Schoeffelt hier en daar nog een beetje om het vlak te maken.
luierik, betekent hetzelfde als luiaard
zie ook lussak, luiszak
Woordenboek der Nederlandsche Taal:1. Eig. Luiaard. In dezen zin vooral in Zuid-Nederland.
“Hier gij, luierik …! steek al eene hand uit, om de dievegge naar de gendarmes te brengen” Conscience (ed. 1868).
Luierik staat in Van Dale, maar wordt niet gebruikt in heel Nederland.
Hij is een even grote luierik als zijn vader.
verwennen, in de watten leggen
Woordenboek der Nederlandsche Taal: “Bekukkelen. Teedertjes bezorgen; kloesteren, koesteren, troetelen” De Bo (1873)
Als kinderen ziek zijn, worden ze graag bekukkeld.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.