Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wees welgekomen | Willekeurig | Top woorden | Recent

    proper

    De beschrijving van deze term werd 16 keer aangepast.

    Versie 16

    proper
    (bn.)

    schoon, net, netjes

    Belgisch-Nederlands volgens het RBBN

    Van Dale 2008: proper
    1 goed verzorgd
    2 schoon
    3 (in België; informeel) (van moppen) niet schuin, ondubbelzinnig

    Van Dale 2017 online:
    1 goed ver­zorgd, keu­rig, fraai
    2 BE; spreek­taal goed schoon
    = zin­de­lijk (1), rein
    •er pro­per uit­zien
    •pro­per ge­kleed zijn
    •met pro­pe­re han­den
    •een pro­pe­re zak­doek
    3 BE; spreek­taal on­dub­bel­zin­nig, niet schuin
    •een pro­pe­re mop
    4 BE; spreek­taal goed, net­jes, zo­als het hoort
    •iets pro­per re­ge­len, op­los­sen

    vgl. proper en opgekuist; proper zetten, iets ~

    Zorg dat uw handen proper zijn voor ge aan tafel gaat.

    “Den Bart met de Luc, dat zijn toch twee propere jongens, en zo altijd bij mekaar gebleven, is dat nu niet schoon?” (Bert Kruismans)

    Hij heeft dan wel gene nagel om zijn gat te krabben (nagel, geen ~ voor aan zijn gat te krabben), maar proper op zijn eigen is em wel. (verzorgd)

    Dat is niet proper, hetgeen ze hem daar gelapt hebben. (niet netjes)

    Dat hebt ge proper opgelost. (goed, netjes)

    Er ligt een propere handdoek klaar voor als ge gaat douchen. En vergeet geen proper onderbroek en proper kousen aan te doen.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door Georges Grootjans op 30 Nov 2019 15:00
    3 reactie(s)

    Versie 15

    proper
    (bn.)

    schoon, net, netjes

    Belgisch-Nederlands volgens het RBBN

    Van Dale 2008: proper
    1 goed verzorgd
    2 schoon
    3 (in België; informeel) (van moppen) niet schuin, ondubbelzinnig

    Van Dale 2017 online:
    1 goed ver­zorgd, keu­rig, fraai
    2 BE; spreek­taal goed schoon
    = zin­de­lijk (1), rein
    •er pro­per uit­zien
    •pro­per ge­kleed zijn
    •met pro­pe­re han­den
    •een pro­pe­re zak­doek
    3 BE; spreek­taal on­dub­bel­zin­nig, niet schuin
    •een pro­pe­re mop
    4 BE; spreek­taal goed, net­jes, zo­als het hoort
    •iets pro­per re­ge­len, op­los­sen

    vgl. proper en opgekuist

    Zorg dat uw handen proper zijn voor ge aan tafel gaat.

    “Den Bart met de Luc, dat zijn toch twee propere jongens, en zo altijd bij mekaar gebleven, is dat nu niet schoon?” (Bert Kruismans)

    Hij heeft dan wel gene nagel om zijn gat te krabben (nagel, geen ~ voor aan zijn gat te krabben), maar proper op zijn eigen is em wel. (verzorgd)

    Dat is niet proper, hetgeen ze hem daar gelapt hebben. (niet netjes)

    Dat hebt ge proper opgelost. (goed, netjes)

    Er ligt een propere handdoek klaar voor als ge gaat douchen. En vergeet geen proper onderbroek en proper kousen aan te doen.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 16 Aug 2018 17:34
    3 reactie(s)

    Versie 14

    proper
    (bn.)

    schoon, net, netjes

    Belgisch-Nederlands volgens het RBBN

    Van Dale 2008: proper
    1 goed verzorgd
    2 schoon
    3 (in België; informeel) (van moppen) niet schuin, ondubbelzinnig

    Van Dale 2017 online:
    1 goed ver­zorgd, keu­rig, fraai
    2 BE; spreek­taal goed schoon
    = zin­de­lijk (1), rein
    •er pro­per uit­zien
    •pro­per ge­kleed zijn
    •met pro­pe­re han­den
    •een pro­pe­re zak­doek
    3 BE; spreek­taal on­dub­bel­zin­nig, niet schuin
    •een pro­pe­re mop
    4BE; spreek­taal goed, net­jes, zo­als het hoort
    •iets pro­per re­ge­len, op­los­sen

    vgl. proper en opgekuist

    Zorg dat uw handen proper zijn voor ge aan tafel gaat.

    “Den Bart met de Luc, dat zijn toch twee propere jongens, en zo altijd bij mekaar gebleven, is dat nu niet schoon?” (Bert Kruismans)

    Hij heeft dan wel gene nagel om zijn gat te krabben (nagel, geen ~ voor aan zijn gat te krabben), maar proper op zijn eigen is em wel. (verzorgd)

    Dat is niet proper, hetgeen ze hem daar gelapt hebben. (niet netjes)

    Dat hebt ge proper opgelost. (goed, netjes)

    Er ligt een propere handdoek klaar voor als ge gaat douchen. En vergeet geen proper onderbroek en proper kousen aan te doen.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door fansy op 19 Jul 2018 01:46
    3 reactie(s)

    Versie 13

    proper
    (bn.)

    schoon, net, netjes

    Belg.-Ned. volgens het RBBN

    Van Dale 2008: proper
    1 goed verzorgd
    2 schoon
    3 (in België; informeel) (van moppen) niet schuin, ondubbelzinnig

    Van Dale 2017 online:
    1 goed ver­zorgd, keu­rig, fraai
    2 BE; spreek­taal goed schoon
    = zin­de­lijk (1), rein
    •er pro­per uit­zien
    •pro­per ge­kleed zijn
    •met pro­pe­re han­den
    •een pro­pe­re zak­doek
    3 BE; spreek­taal on­dub­bel­zin­nig, niet schuin
    •een pro­pe­re mop
    4BE; spreek­taal goed, net­jes, zo­als het hoort
    •iets pro­per re­ge­len, op­los­sen

    vgl. proper en opgekuist

    Zorg dat uw handen proper zijn voor ge aan tafel gaat.

    “Den Bart met de Luc, dat zijn toch twee propere jongens, en zo altijd bij mekaar gebleven, is dat nu niet schoon?” (Bert Kruismans)

    Hij heeft dan wel gene nagel om zijn gat te krabben, maar proper op zijn eigen is em wel. (verzorgd)

    Dat is niet proper, hetgeen ze hem daar gelapt hebben. (niet netjes)

    Dat hebt ge proper opgelost. (goed, netjes)

    Er ligt een propere handdoek klaar voor als ge gaat douchen. En vergeet geen propere onderbroek en proper kousen aan te doen.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 19 Jul 2018 01:10
    3 reactie(s)

    Versie 12

    proper
    (bn.)

    schoon, net, netjes

    Belg.-Ned. volgens het RBBN

    Van Dale
    proper (bijvoeglijk naamwoord; properder, properst; properheid)
    1 goed verzorgd
    2 schoon
    3 (in België; informeel) (van moppen) niet schuin, ondubbelzinnig

    Van Dale 2017 online:
    1 goed ver­zorgd, keu­rig, fraai
    2 BE; spreek­taal goed schoon
    = zin­de­lijk (1), rein
    •er pro­per uit­zien
    •pro­per ge­kleed zijn
    •met pro­pe­re han­den
    •een pro­pe­re zak­doek
    3 BE; spreek­taal on­dub­bel­zin­nig, niet schuin
    •een pro­pe­re mop
    4BE; spreek­taal goed, net­jes, zo­als het hoort
    •iets pro­per re­ge­len, op­los­sen

    vgl. proper en opgekuist

    Zorg dat uw handen proper zijn voor ge aan tafel gaat.

    “Den Bart met de Luc, dat zijn toch twee propere jongens, en zo altijd bij mekaar gebleven, is dat nu niet schoon?” (Bert Kruismans)

    Hij heeft dan wel gene nagel om zijn gat te krabben, maar proper op zijn eigen is em wel. (verzorgd)

    Dat is niet proper, hetgeen ze hem daar gelapt hebben. (niet netjes)

    Dat hebt ge proper opgelost. (goed, netjes)

    Er ligt een propere handdoek klaar voor als ge gaat douchen. En vergeet geen propere onderbroek en proper kousen aan te doen.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 12 Jan 2018 13:54
    3 reactie(s)

    Versie 11

    proper
    (bn.)

    schoon, net, netjes

    Belg.-Ned. volgens het RBBN

    V.D.
    proper (bijvoeglijk naamwoord; properder, properst; properheid)
    1 goed verzorgd
    2 schoon
    3 (in België; informeel) (van moppen) niet schuin, ondubbelzinnig

    VD2017 online:
    1 goed ver­zorgd, keu­rig, fraai
    2 BE; spreek­taal goed schoon
    = zin­de­lijk (1), rein
    •er pro­per uit­zien
    •pro­per ge­kleed zijn
    •met pro­pe­re han­den
    •een pro­pe­re zak­doek
    3 BE; spreek­taal on­dub­bel­zin­nig, niet schuin
    •een pro­pe­re mop
    4BE; spreek­taal goed, net­jes, zo­als het hoort
    •iets pro­per re­ge­len, op­los­sen

    vgl. proper en opgekuist

    Zorg dat uw handen proper zijn voor ge aan tafel gaat.

    “Den Bart met de Luc, dat zijn toch twee propere jongens, en zo altijd bij mekaar gebleven, is dat nu niet schoon?” (Bert Kruismans)

    Hij heeft dan wel gene nagel om zijn gat te krabben, maar proper op zijn eigen is em wel. (verzorgd)

    Dat is niet proper, hetgeen ze hem daar gelapt hebben. (niet netjes)

    Dat hebt ge proper opgelost. (goed, netjes)

    Er ligt een propere handdoek klaar voor als ge gaat douchen. En vergeet geen propere onderbroek en proper kousen aan te doen.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door Georges Grootjans op 26 Dec 2017 16:50
    3 reactie(s)

    Versie 10

    proper
    (bn.)

    schoon, net, netjes

    Belg.-Ned. volgens het RBBN

    V.D.
    proper (bijvoeglijk naamwoord; properder, properst; properheid)
    1 goed verzorgd
    2 schoon
    3 (in België; informeel) (van moppen) niet schuin, ondubbelzinnig

    VD2017 online:
    1 goed ver­zorgd, keu­rig, fraai
    2 BE; spreek­taal goed schoon
    = zin­de­lijk (1), rein
    •er pro­per uit­zien
    •pro­per ge­kleed zijn
    •met pro­pe­re han­den
    •een pro­pe­re zak­doek
    3 BE; spreek­taal on­dub­bel­zin­nig, niet schuin
    •een pro­pe­re mop
    4BE; spreek­taal goed, net­jes, zo­als het hoort
    •iets pro­per re­ge­len, op­los­sen

    Zorg dat uw handen proper zijn voor ge aan tafel gaat.

    “Den Bart met de Luc, dat zijn toch twee propere jongens, en zo altijd bij mekaar gebleven, is dat nu niet schoon?” (Bert Kruismans)

    Hij heeft dan wel gene nagel om zijn gat te krabben, maar proper op zijn eigen is em wel. (verzorgd)

    Dat is niet proper, hetgeen ze hem daar gelapt hebben. (niet netjes)

    Dat hebt ge proper opgelost. (goed, netjes)

    Er ligt een propere handdoek klaar voor als ge gaat douchen. En vergeet geen propere onderbroek en proper kousen aan te doen.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door Georges Grootjans op 16 Dec 2017 11:56
    3 reactie(s)

    Versie 9

    proper
    (bn.)

    schoon, net, netjes

    Belg.-Ned. volgens het RBBN

    V.D.
    proper (bijvoeglijk naamwoord; properder, properst; properheid)
    1 goed verzorgd
    2 schoon
    3 (in België; informeel) (van moppen) niet schuin, ondubbelzinnig

    VD2017 online:
    1 goed ver­zorgd, keu­rig, fraai

    2 BE; spreek­taal goed schoon
    = zin­de­lijk (1), rein
    •er pro­per uit­zien
    •pro­per ge­kleed zijn
    •met pro­pe­re han­den
    •een pro­pe­re zak­doek
    3 BE; spreek­taal on­dub­bel­zin­nig, niet schuin
    •een pro­pe­re mop
    4BE; spreek­taal goed, net­jes, zo­als het hoort
    •iets pro­per re­ge­len, op­los­sen

    Zorg dat uw handen proper zijn voor ge aan tafel gaat.

    “Den Bart met de Luc, dat zijn toch twee propere jongens, en zo altijd bij mekaar gebleven, is dat nu niet schoon?” (Bert Kruismans)

    Hij heeft dan wel gene nagel om zijn gat te krabben, maar proper op zijn eigen is em wel. (verzorgd)

    Dat is niet proper, hetgeen ze hem daar gelapt hebben. (niet netjes)

    Dat hebt ge proper opgelost. (goed, netjes)

    Er ligt een propere handdoek klaar voor als ge gaat douchen. En vergeet geen propere onderbroek en proper kousen aan te doen.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door Georges Grootjans op 16 Dec 2017 11:56
    3 reactie(s)

    Versie 8

    proper
    (bn.)

    schoon, net, netjes

    Belg.-Ned. volgens het RBBN

    V.D.
    proper (bijvoeglijk naamwoord; properder, properst; properheid)
    1 goed verzorgd
    2 schoon
    3 (in België; informeel) (van moppen) niet schuin, ondubbelzinnig

    Zorg dat uw handen proper zijn voor ge aan tafel gaat.

    “Den Bart met de Luc, dat zijn toch twee propere jongens, en zo altijd bij mekaar gebleven, is dat nu niet schoon?” (Bert Kruismans)

    Hij heeft dan wel gene nagel om zijn gat te krabben, maar proper op zijn eigen is em wel. (verzorgd)

    Dat is niet proper, hetgeen ze hem daar gelapt hebben. (niet netjes)

    Dat hebt ge proper opgelost. (goed, netjes)

    Er ligt een propere handdoek klaar voor als ge gaat douchen. En vergeet geen propere onderbroek en proper kousen aan te doen.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 29 Oct 2013 12:34
    3 reactie(s)

    Versie 7

    proper
    (bn.)

    schoon, net, netjes

    Belg.-Ned. volgens het RBBN

    V.D.
    proper (bijvoeglijk naamwoord; properder, properst; properheid)
    1 goed verzorgd
    2 schoon
    3 (in België; informeel) (van moppen) niet schuin, ondubbelzinnig

    Zorg dat uw handen proper zijn voor ge aan tafel gaat.

    “Den Bart met de Luc, dat zijn toch twee propere jongens, en zo altijd bij mekaar gebleven, is dat nu niet schoon?” (Bert Kruismans)

    Hij heeft dan wel gene nagel om zijn gat te krabben, maar proper op zijn eigen is em wel. (verzorgd)

    Dat is niet proper, hetgeen ze hem daar gelapt hebben. (niet netjes)

    Dat hebt ge proper opgelost. (goed, netjes)

    Er ligt een propere handdoek klaar voor als ge gaat douchen. En vergeet geen propere onderbroek en proper kousen aan te doen.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door Georges Grootjans op 27 Apr 2012 10:23
    3 reactie(s)

    Versie 6

    proper
    (bn.)

    schoon, net, netjes

    Belg.-Ned. volgens het RBBN

    V.D.
    proper (bijvoeglijk naamwoord; properder, properst; properheid)
    1 goed verzorgd
    2 schoon
    3 (in België; informeel) (van moppen) niet schuin, ondubbelzinnig

    Zorg dat uw handen proper zijn voor ge aan tafel gaat.

    “Den Bart met de Luc, dat zijn toch twee propere jongens, en zo altijd bij mekaar gebleven, is dat nu niet schoon?” (Bert Kruismans)

    Hij heeft dan wel gene nagel om zijn gat te krabben, maar proper op zijn eigen is em wel. (verzorgd)

    Dat is niet proper, hetgeen ze hem daar gelapt hebben. (niet netjes)

    Dat hebt ge proper opgelost. (goed, netjes)

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door Georges Grootjans op 25 Mar 2011 10:58
    3 reactie(s)

    Versie 5

    proper
    (bn.)

    schoon, net

    Belg.-Ned. volgens het RBBN

    V.D.
    proper (bijvoeglijk naamwoord; properder, properst; properheid)
    1 goed verzorgd
    2 schoon
    3 (in België; informeel) (van moppen) niet schuin, ondubbelzinnig

    Zorg dat uw handen proper zijn voor ge aan tafel gaat.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 05 Jan 2011 16:16
    3 reactie(s)

    Versie 4

    proper
    (bn.)

    schoon, net

    VD
    pro·per (bijvoeglijk naamwoord; properder, properst; properheid)
    1 goed verzorgd
    2 schoon
    3 (in België; informeel) (van moppen) niet schuin, ondubbelzinnig

    Zorg dat uw handen proper zijn voor ge aan tafel gaat.

    Regio Standaard Nederlands
    Bewerking door Flipper op 05 Mar 2008 15:38
    3 reactie(s)

    Versie 3

    proper
    (bn.)

    schoon, net

    Zorg dat uw handen proper zijn voor ge aan tafel gaat.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door Grytolle op 19 Feb 2008 23:14
    3 reactie(s)

    Versie 2

    proper
    (bijv. naamv.)

    schoon, net

    Zorg dat uw handen proper zijn voor ge aan tafel gaat.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door Grytolle op 19 Feb 2008 03:22
    3 reactie(s)

    Versie 1

    proper

    schoon, net

    Zorg dat uw handen proper zijn voor ge aan tafel gaat.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door aliekens op 17 Sep 2007 16:24
    3 reactie(s)

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.